Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/4017/GV, 25 januari 2017, beroep
Uitspraakdatum:25-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/4017/GV

betreft: [klager] datum: 25 januari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Wezepoel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 december 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt – samengevat – toegelicht. De beroepscommissie heeft in een eerdere beroepszaak van klager ten aanzien van een verlofbeslissing van 16 september 2016 (RSJ 14 november 2016, 16/3244/GV) overwogen dat een positieve
urinecontrole slechts een halvering van het algemeen verlof rechtvaardigt. Klager heeft op 26 oktober 2016 bij een urinecontrole positief gescoord op het gebruik van softdrugs, maar hij is daarvoor niet disciplinair gestraft. Voorts is het niet
redelijk
de positieve urinecontrole van 26 augustus 2016 wederom ten grondslag te leggen aan een verlofbeslissing. Klager heeft blijk gegeven van beter gedrag. Hij verblijft in het plusprogramma. Hij functioneert goed in de inrichting en hij werkt vrijwillig
mee
aan gesprekken bij De Waag en een UC-traject. Niet gemotiveerd noch onderzocht is of eventuele risico’s niet zouden kunnen worden ondervangen door voorwaarden te verbinden aan het verlof. Evenmin volgt uit de bestreden verlofbeslissing waarom klager
niet voor beperkte duur verlof zou mogen genieten. Verwezen wordt naar RSJ 19 november 2015, 15/2143/GA en RSJ 25 april 2016, 16/0837/GA. Er is te veel gewicht toegekend aan het onvoldoende onderbouwde negatieve advies van het Openbaar Ministerie en er
is te weinig gewicht toegekend aan alle overige gemotiveerde positieve adviezen en de naderende einddatum van klagers detentie.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht. Klager heeft op 26 oktober 2016 bij een urinecontrole wederom positief gescoord op het gebruik van softdrugs. Klager is daarvoor niet disciplinair gestraft,
omdat
er in het proces iets is misgegaan. Dat neemt niet weg dat het middelengebruik nog steeds aanzienlijk is. Daarom neemt klager deel aan een UC-traject. Het algemeen belang dient op dit moment te prevaleren boven het belang van klager bij algemeen
verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de inrichting heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager heeft na de bestreden verlofbeslissing in RSJ 14 november 2016, 16/3244/GV geen disciplinaire straf opgelegd gekregen.
Het Openbaar Ministerie heeft op 28 april 2016 negatief geadviseerd ten aanzien van een eerdere verlofaanvraag van klager. Er wordt gevreesd voor ernstige verstoring van de openbaar orde of het plegen van strafbare feiten. Klager is korte tijd na
overtreding van de Wet wapens en munitie tijdens de proeftijd gerecidiveerd. Op 13 juni 2016 en 14 september 2016 heeft het Openbaar Ministerie desgevraagd aangegeven dat het negatieve advies nog onverkort geldt.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3. De beoordeling
Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, wegens overtreding van de Wet wapens en munitie. Voorts is sprake van meerdere vrijheidsbenemende maatregelen/vervangende hechtenissen. De einddatum van klagers detentie valt op of omstreeks
9
september 2017.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Voorop dient te worden gesteld dat bij de beoordeling van verzoeken om algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de
maatschappij en anderzijds het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf.

Uit de mededeling van de bestreden beslissing en de overige stukken volgt dat klagers derde verlofaanvraag is afgewezen wegens een positieve score bij een urinecontrole op het gebruik van softdrugs op 26 augustus 2016 en 26 oktober 2016.

Op grond van het sanctiekader bij het landelijk geldende drugsontmoedigingsbeleid kan het eerstvolgende verlof voor de helft worden ingetrokken indien een gedetineerde bij een urinecontrole positief heeft gescoord op het gebruik van softdrugs. Gehele
intrekking van het eerstvolgende verlof kan plaatsvinden indien een gedetineerde binnen drie maanden bij een urinecontrole twee keer positief heeft gescoord op het gebruik van softdrugs.

Vaststaat dat klager niet disciplinair is gestraft voor de positieve urinecontrole op 26 oktober 2016, omdat er iets is misgegaan in het proces. Gelet hierop, en nu niet is onderbouwd wat er is misgegaan in het proces, kon die positieve urinecontrole
naar het oordeel van de beroepscommissie niet ten grondslag worden gelegd aan de bestreden verlofbeslissing.
Voorts stelt de beroepscommissie vast dat de selectiefunctionaris de positieve urinecontrole van 26 augustus 2016 heeft meegenomen bij de afwijzende verlofbeslissing van 16 september 2016, aan de orde in RSJ 14 november 2016, 16/3244/GV, waardoor deze
urinecontrole naar het oordeel van de beroepscommissie niet ook ten grondslag kon worden gelegd aan de bestreden verlofbeslissing.

Gezien het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris tot (gehele) afwijzing van klagers verzoek om algemeen verlof niet op goede gronden rust. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De
Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 25 januari 2017

secretaris voorzitter

Naar boven