Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2831/GB, 2 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:02-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/2831/GB

Betreft: [klager] datum: 2 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.E. Luiten, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 augustus 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman, op 10 oktober 2016 door twee leden van de Raad gehoord. Van hetgeen door en namens klager naar voren is gebracht is een verslag opgemaakt. Dat verslag is aan klager, zijn raadsman en de selectiefunctionaris
gestuurd. De selectiefunctionaris is in de gelegenheid gesteld daarop schriftelijk te reageren. Van deze gelegenheid is geen gebruikt gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het huis van bewaring van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 9 augustus 2012 gedetineerd. Hij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting van de p.i. Dordrecht. Op 1 augustus 2016 is klager als passant ter herselectie geselecteerd voor het huis van bewaring van de p.i. Dordrecht. Op 8
augustus 2016 is hij geselecteerd voor de gevangenis van de p.i. Zwolle.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep schriftelijk als volgt - samengevat - toegelicht.
Volgens klager rust op de selectiefunctionaris een inspanningsverplichting. Die houdt volgens hem onder meer in dat de selectiefunctionaris voldoende stappen dient te ondernemen om de aard en omvang van de verdenking van een strafbaar feit te
beoordelen
en dat af te zetten tegen de gevolgen van een te nemen beslissing. De selectiefunctionaris heeft in de visie van klager niet aan de inspanningsverlichting voldaan. Verwezen wordt naar RSJ 5 maart 2013, 12/4007/GB en RSJ 10 februari 2011, 11/0342/SGB.
Er
is geen beslissing tot vervolging genomen en evenmin heeft klager in voorlopige hechtenis verbleven. De officier van justitie heeft immers klager heengezonden.
Betoogd wordt dat in eerdere uitspraken, waarbij de beroepscommissie de beslissing tot terugplaatsing in stand liet, er meer speelde dan waarvan in de onderhavige zaak blijkt. Daartoe wordt verwezen naar RSJ 2 mei 2016, 16/0481/GB en RSJ 18 februari
2015, 14/4179/GB. Uit het strafdossier blijkt niet van enige betrokkenheid van klager bij het strafbare feit.
Klagers raadsman heeft een kopie van processen-verbaal uit het strafdossier en een kopie van een sepot-verzoek aan de beroepscommissie gestuurd.

Door en namens klager is het beroep mondeling als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - verder toegelicht. Er moet volgens de raadsman sprake zijn van een gefundeerde verdenking. Uit de bestreden beslissing blijkt niet dat hiervan sprake is,
noch
dat de selectiefunctionaris hier (voldoende) onderzoek naar heeft gedaan. In de reactie van de selectiefunctionaris op het beroep is weliswaar vermeld dat de selectiefunctionaris desgevraagd telefonisch is meegedeeld dat het strafrechtelijk onderzoek
nog loopt, maar volgens de raadsman blijkt niet dat het telefonisch contact heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de selectiebeslissing van 1 augustus 2016. Klager is verhoord door de politie. Klager heeft een beroep gedaan op zijn zwijgrecht om redenen
die samenhangen met het verschoningsrecht. Klager deed zijn best in het open kamp. De consequenties van de terugplaatsing zijn groot voor klager en zijn gezin, aldus de raadsman. Verzocht wordt om een tegemoetkoming van in totaal € 1425,=.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing schriftelijk als volgt - samengevat - toegelicht.
Op 30 juli 2016 is klager tijdens een regimair verlof aangehouden wegens de verdenking van overtreding van de Wegenverkeerswet en bedreiging van getuigen met een vuurwapen. De verdenking van het plegen van een nieuw strafbaar feit vormt een
contra-indicatie voor een verblijf in een zeer beperkt beveiligde inrichting. Klager is niet voorgeleid aan de rechter-commissaris. De politie heeft aangegeven dat dit besluit verband houdt met complexheid van factoren. De politie heeft de
selectiefunctionaris desgevraagd telefonisch meegedeeld dat het strafrechtelijk onderzoek naar de verdenking nog loopt.

3.3. De directeur van de p.i. Dordrecht heeft geadviseerd klager vanuit de zeer beperkt beveiligde inrichting als passant ter herselectie te plaatsen in een huis van bewaring, omdat klager wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit.

4. De beoordeling
4.1. Klager, die als passant ter herselectie in het huis van bewaring is geplaatst, behoort, gelet op artikel 9, tweede lid, van de Pbw, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Onweersproken is dat klager ervan wordt verdacht dat hij zich op 29 juli 2016 tijdens een regimair verlof in het kader van zijn verblijf in een zeer beperkt beveiligde inrichting schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de Wegenverkeerswet en
bedreiging van getuigen met een vuurwapen. Klager is ter zake van dit strafbare feit aangehouden en in verzekering gesteld. Eveneens onweersproken is dat het strafrechtelijk onderzoek jegens hem nog loopt. De beroepscommissie is van oordeel dat de
selectiefunctionaris op basis van deze feiten en omstandigheden in redelijkheid de bestreden beslissing heeft kunnen nemen. Dat klager niet is voorgeleid aan de rechter-commissaris en dat - volgens klager - uit het strafdossier niet blijkt dat klager
betrokken is geweest bij het strafbare feit, maakt dit niet anders.
Gelet op het vorenstaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 2 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven