Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/888/GA, 19 oktober 2016, beroep
Uitspraakdatum:19-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/888/GA

betreft: [klager] datum: 19 oktober 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.M.C. van Nielen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 maart 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 september 2016, gehouden in de p.i. Vught, is klagers raadsvrouw, mr. E.M.C. van Nielen, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught, gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was
zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing d.d. 30 december 2015 tot degradatie van klager naar het basisprogramma.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie had het beklag ex-nunc moeten beoordelen. Met de kennis van nu is de degradatie van klager onterecht geweest. Klager zou zich een
aantal dagen hebben verzet tegen het personeel en de begeleiding. Uit de door de inrichting verstrekte inlichtingen blijkt echter niet welk gedrag (leidend tot degradatie) klager zou hebben vertoond en wanneer. Klager was het niet eens met zijn
overplaatsing naar de p.i. Vught. In de p.i. Krimpen aan den IJssel kon klager namelijk een individueel programma volgen zonder in aanraking te komen met de groep. Dat is voor zijn agora-fobie zeer prettig, maar ook gelet op het feit dat hij een
zedendelinquent is. Klagers bezwaar tegen de overplaatsing naar de p.i. Vught was zoekgeraakt. Klager heeft zich hierover beklaagd. Dit is ten onrechte opgevat als het aandringen op een gewenste overplaatsing. De inrichting ontkende dat een
bezwaarschrift was ingediend. Later bleek het bezwaarschrift in het penitentiair dossier te zijn opgeborgen. Het bezwaar is door de selectiefunctionaris gegrond verklaard en klager is inmiddels teruggeplaatst naar de p.i. Krimpen aan den IJssel. De
inrichting heeft de fout ruiterlijk erkend. Dit laatste plaatst het gedrag van klager in een ander daglicht. Bovendien had klager recht op BZT. Met de kennis van nu is het begrijpelijk en redelijk dat klager zich heeft teruggetrokken op zijn cel en
niet
volledig heeft deelgenomen aan de activiteiten. Dit is geen structureel gedrag geweest, hij heeft zich enkele dagen verzet. Nergens blijkt dat de directeur een afweging heeft gemaakt. Uit het D&R-plan blijkt dat klager steeds vriendelijk en beleefd is
gebleven.
Overigens had de inrichting helemaal geen re-integratieplan. Er werd klager niet of nauwelijks zorg geboden die toegespitst was op zijn problematiek. Klager heeft zich enkel tijdens de feestdagen teruggetrokken op cel. Klager heeft wel meegewerkt aan
de
Reflector en aan Kiezen voor verandering. In de derde week van januari 2016 zou worden gestart met een ambulante behandeling in De Waag. Er is steeds in samenspraak met de inrichting gekeken hoe vaak klager uit zijn cel zou komen. In verband met zijn
zedenverleden en pleinvrees durfde klager niet op de groep te verblijven. Klagers gedrag was lange tijd groen op alle onderdelen. Er is een periode geweest dat klager erg te neer geslagen was door alle tegenslagen. Echter, dit gedrag had niet direct
moeten leiden tot een degradatie.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager wilde worden overgeplaatst naar Krimpen aan den IJssel, omdat hij teleurgesteld was in een aantal zaken, waaronder het niet krijgen van BZT.
De inrichting heeft geprobeerd klager van cel af te krijgen. Confrontatie is namelijk belangrijk voor patiënten met angststoornissen. Klager stelde zich minder begeleidbaar op en dat heeft tot de beslissing tot degradatie geleid. De directeur erkent
dat
niet inzichtelijk is wat als rood en wat als oranje gedrag is gezien.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 1d van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) besluit de directeur over promotie en degradatie van een gedetineerde. Onder meer in de uitspraken RSJ 10 november 2014, 14/1918/GA en
RSJ 16 maart 2015, 14/3222/GA heeft de beroepscommissie bepaald dat de directeur voorafgaande aan een beslissing tot degradatie een belangenafweging dient te maken. Bij die afweging dient de directeur het ‘oranje gedrag’ dan wel het ‘rode gedrag’ van
de
gedetineerde af te zetten tegen het structurele gedrag, waaronder al het ‘groene gedrag’ en uit die belangenafweging dient duidelijk te blijken waarom het ‘oranje gedrag’ dan wel het ‘rode gedrag’ van de gedetineerde, bezien in het licht van het
uitgangspunt van het DBT dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun re-integratie, dient te leiden tot degradatie. Die belangenafweging dient, vanwege de ingrijpende gevolgen van die beslissing voor de gedetineerde, maar ook
vanwege de toetsbaarheid van die beslissing achteraf door de beklag- en beroepscommissie, inzichtelijk te zijn en schriftelijk te worden vastgelegd.

De beroepscommissie is van oordeel dat van een belangenafweging als in vorenbedoelde zin bedoeld niet is gebleken. In de bestreden beslissing wordt verwezen naar het grensoverschrijdende gedrag van klager en het feit dat klager geen gebruik maakt van
de
hem geboden zorg. Niet beschreven wordt waarom dit gedrag in relatie tot klagers overig groen gedrag en gelet op alle belangen tot een degradatie zou moeten leiden. Klager stelt onweersproken dat hij slechts gedurende een korte periode minder
aanspreekbaar was. Het grensoverschrijdend gedrag wordt verder niet onderbouwd. Gelet hierop dient het beroep gegrond te worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De
beroepscommissie acht een tegemoetkoming aangewezen en stelt deze vast op € 30,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk voorzitter, mr. J.I.M.W. Bartelds en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 19 oktober 2016

secretaris voorzitter

Naar boven