nummers: 16/1697/GA en 16/2158/GA
betreft: [klager] datum: 17 oktober 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. K.C. van Hoogmoed, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen uitspraken van 13 mei 2016 en 15 juni 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 september 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. K.C. van Hoogmoed, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Leeuwarden.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de beklagen de uitspraken van de beklagcommissie
De beklagen betreffen de degradatiebeslissingen van 21 april 2016 en 2 mei 2016.
De beklagcommissie heeft de beklagen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager zijn de beroepen – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
De bestreden beslissingen zijn onzorgvuldig. In die beslissingen staat dat klagers gedrag binnen het programma aanleiding gaf tot degradatie, terwijl verwezen wordt naar een incident van twee jaar geleden. Klager is na dat incident van 2014 al tweemaal
gepromoveerd en laat groen gedrag zien. Er is geen kenbare belangenafweging gemaakt. In dit geval is afwijking van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) nodig, ook omdat het Openbaar Ministerie twee jaar heeft
gewacht met een vervolging. Dit is in het nadeel van klager. Daarnaast betrof het incident een val van een piw-er bij insluiting naar aanleiding van een alarmsituatie. Hiervoor wordt verwezen naar een schriftelijk verslag van 5 augustus 2014. Ten tijde
van de vorige promotie was ook al tot vervolging van klager besloten. Dat was in de vorige inrichting bekend, want er was een dagvaarding verstuurd en klager is zelfs naar de strafzitting geweest. De strafzaak werd toen echter niet inhoudelijk
behandeld. Volgens de Toelichting bij de Regeling heeft het basisprogramma tot doel om gedetineerden te motiveren om te stoppen met criminaliteit, om het detentie- en re-integratieplan op te stellen en toe te werken naar promotie. Het kan niet de
bedoeling zijn dat klager twee jaar lang groen scoort, maar niet mag promoveren. In het advies van de RSJ van 14 augustus 2013 staat hierover dat het uitgangspunt van de Regeling niet strookt met het recht op resocialisatie en evenmin met de
penitentiaire realiteit. Klager wordt al twee jaar gezien als verdachte van eenvoudige mishandeling, maar hij krijgt nu al een zwaardere straf dan die welke de rechter ooit zou opleggen. Ook prikkelen de versoberde omstandigheden van het basisprogramma
klager niet tot positief, op resocialisatiegericht, gedrag. Het maakt niet uit welk gedrag klager vertoont, hij zal nimmer promoveren en dit strookt niet met het uitgangspunt van resocialisatie. Klager is voor het incident al gestraft, want hij is toen
in het basisregime geplaatst en extern overgeplaatst naar de BPG Vught. Het is onredelijk om klager in het basisregime te houden. Verzocht wordt om klager een tegemoetkoming toe te kennen van
€ 50,= voor iedere maand dat hij ten onrechte in het basisregime heeft verbleven. De strafzaak wordt ter zitting behandeld op 8 september 2016.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunten als volgt toegelicht.
Op basis van artikel 1e aanhef en onder b. van de Regeling kan klager niet promoveren naar het plusprogramma als gevolg van het incident waarvoor klager wordt vervolgd. De Regeling is hier duidelijk in en er is geen ruimte voor een belangenafweging.
Het
betreft hier een gedraging van klager “an sich”. Het gedrag dat klager nu vertoont wordt niet beoordeeld. Op het moment dat klager in de inrichting kwam werd snel duidelijk dat hij vervolgd wordt. Het is wel bijzonder dat klager tussentijds kennelijk
gepromoveerd is. De directeur weet niet of in de vorige inrichting bekend was dat klager strafrechtelijk vervolgd zou worden.
3. De beoordeling
In artikel 1e, aanhef en onder b. van de Regeling is bepaald dat gedetineerden die vervolgd worden voor het in detentie plegen dan wel medeplegen van misdrijven uitgesloten zijn van promotie of het plusprogramma. Indien de vervolging niet leidt tot een
veroordeling wordt de uitsluiting ongedaan gemaakt. In de nota van toelichting bij de Regeling (Stcrt. 20 februari 2014, nr. 4617) staat – voor zover hier van belang – dat in artikel 1e wordt geregeld welke groepen van gedetineerden zijn uitgezonderd
van promoveren en dientengevolge niet in het plusprogramma kunnen worden geplaatst. Het gaat hier om uitsluitingen van rechtswege. Het gaat onder meer om gedetineerden die zich tijdens hun detentie schuldig maken aan het (mede)plegen van misdrijven en
daarvoor worden vervolgd en veroordeeld. Volgens de Toelichting is evident dat deze gedetineerden niet het juiste gedrag vertonen. Zijn betrokkenen reeds gepromoveerd op het moment van het (mede)plegen van het misdrijf dan worden zij teruggeplaatst
naar
het basisprogramma. Dit rechtsgevolg vloeit voort uit artikel 1e.
Onweersproken is dat klager strafrechtelijk wordt vervolgd vanwege eenvoudige mishandeling, gepleegd tijdens detentie. De omstandigheden hiervan staan beschreven in het schriftelijk verslag van de p.i. Dordrecht van 5 augustus 2014. In het verslag
staat: “Op een zeer agressieve manier gilde hij [klager] hierbij: ‘zo sluit jij me niet in’. Dit alles speelde zich af terwijl er een alarmsituatie was en [klager], zoals iedereen, gehoor zou moeten geven aan de opdracht tot insluiten. Mijn collega T.
[piw-er] zag dit alles gebeuren en wilde [klager] weer op cel zetten, waarbij hij in een worsteling (verbetering secretaris) terecht kwam met [klager] en [piw-er] is hierbij komen te vallen. [Piw-er] is hierna gelijk gaan staan en heeft [klager] met
gepast geweld naar binnen moeten zetten waarna ik de deur dicht kon draaien. [Piw-er] is hierna bezocht door de medische dienst waarbij bleek dat zijn schouder uit de kom was. Hij is door de medische dienst doorgestuurd naar het ziekenhuis.”
Uit het dossier blijkt dat de Officier van Justitie op 5 maart 2015 heeft besloten om tot strafrechtelijke vervolging over te gaan.
Klager is op 17 april 2015 gepromoveerd in de locatie De Schie te Rotterdam. Op 6 juli 2015 is klager gedegradeerd wegens een positieve urinecontrole. Sinds 4 september 2015 tot en met 20 april 2016 was klager gepromoveerd en verbleef hij in het
plusprogramma. Intussen werd klager op 1 april 2016 overgeplaatst naar de p.i. Leeuwarden. Klager werd hier eerst geplaatst in het plusprogramma. Op 13 april 2016 is klager opgeroepen om op 6 juni 2016 voor de politierechter te verschijnen. Uit het
verhandelde ter zitting blijkt dat de directeur naar aanleiding van deze oproep heeft besloten klager te degraderen naar het basisprogramma. Dit is gebeurd op 21 april 2016.
Vaststaat dat klager enkel is gedegradeerd vanwege de vervolgingsbeslissing van 5 maart 2015. Tegen deze beslissing is het beroep met kenmerk 16/1697/GA gericht. Op grond van dezelfde informatie is klager op 2 mei 2016 wederom gedegradeerd. Het kenmerk
van dit beroep is 16/2158/GA.
Ter zitting heeft de directeur aangegeven dat geen sprake is van een belangenafweging omdat die ruimte er niet is. De directeur heeft de Regeling toepast. De beroepscommissie overweegt dat een zó strikte toepassing van de Regeling niet de bedoeling van
de Regeling kan zijn. Immers, dit zou betekenen dat zolang een gedetineerde vervolgd wordt – hetgeen door de mogelijkheid van het instellen van rechtsmiddelen door een van of beide partijen jaren kan duren –, hij nimmer in aanmerking komt voor een
plusprogramma. Aan het doel van de Regeling wordt in zo een individueel geval ernstig afbreuk gedaan.
Er kunnen zich immers omstandigheden voordoen die nopen tot een – kenbare – belangenafweging van de directeur alvorens hij beslist een gedetineerde te degraderen. Deze omstandigheden kunnen zijn: de aard en de ernst en de al dan niet opzettelijkheid
van
de strafbare gedraging waarvoor een gedetineerde vervolgd wordt, de resterende tijdsduur van de detentie, het tijdsverloop dat met de vervolging sinds de gedraging gemoeid is en het gedrag dat een gedetineerde structureel in de detentiesituatie
vertoont.
In dit geval is zeven maanden na het incident beslist om tot vervolging wegens mishandeling over te gaan. De vervolging zelf duurt thans ruim een jaar. Bovendien heeft klager een lange periode structureel groen gedrag vertoond op basis waarvan hij
gepromoveerd werd. Thans wordt klager in het basisprogramma op geen enkele wijze gestimuleerd om zogenoemd “groen gedrag” te blijven vertonen. Anders gezegd: hij wordt niet gestimuleerd om zelfstandig te werken aan zijn re-integratie, terwijl een
proces
van gedragsverandering noodzakelijk is voor zijn resocialisatie. Het feit dat klager in 2016 enkel gedegradeerd is op basis van gedragingen op 5 augustus 2014 zonder ook maar enigszins rekening te houden met genoemde omstandigheden acht de
beroepscommissie niet redelijk en billijk.
Tevens merkt de beroepscommissie op dat de formulering in de bestreden beslissingen onjuist zijn nu hierin als motivering is opgenomen: “Naar aanleiding van de beoordeling van uw gedrag binnen dit programma is vastgesteld dat u op grond van uw gedrag
in
aanmerking komt voor terugplaatsing naar het basisprogramma.” Dergelijke (standaard)teksten dienen – ook indien sprake is van een standaard-tekstblok – (handmatig) aangepast te worden.
Gelet op al het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur in het onderhavige geval voorafgaande aan de degradatiebeslissingen een schriftelijk kenbare belangenafweging had moeten maken. Nu dit niet is gebeurd zal de
beroepscommissie de beroepen en de onderliggende beklagen gegrond verklaren. Tevens acht zij termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen gegrond, vernietigt de uitspraken van de beklagcommissie en verklaart de beklagen alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van in totaal € 130,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. J. Plaisier en mr. R.S.T. Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 17 oktober 2016.
secretaris voorzitter