Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0709/GA en 16/1055/GA, 28 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:28-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/709/GA en 16/1055/GA

betreft: [klager] datum: 28 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 februari 2016 en een uitspraak van 21 maart 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 augustus 2016, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. C.G.J.E. Lut en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Vught, [...]. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid
bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel opgelegd op 28 december 2015, inhoudende dat klager voor de duur van twee weken wordt uitgesloten van deelname aan activiteiten die het dagprogramma van 43 uur overschrijden (VU 2016/032);
b. het elke week bij klager uitvoeren van een urinecontrole (VU 2016/348).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager zijn in beroep de tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunten zakelijk weergegeven als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder a.: klager heeft zich niet misdragen tijdens deelname aan activiteiten. Er bestaat dan ook onvoldoende relatie tussen de aard van de ordemaatregel en het klager verweten gedrag. De directeur heeft onvoldoende
gemotiveerd
dat het noodzakelijk was klager een ordemaatregel op te leggen. De enkele omstandigheid dat klager een personeelslid voor ‘flikker’ heeft uitgemaakt, kan de bestreden beslissing niet rechtvaardigen. Evenmin is gemotiveerd waarom de ordemaatregel voor
veertien dagen is opgelegd. De ordemaatregel had voor klager, die niet deelneemt aan arbeid, tot gevolg dat hij drieëntwintig uren per dag ingesloten werd. Daarmee is de maatregel volstrekt disproportioneel. Overigens staat het klager vrij zijn
ISD-maatregel ‘kaal’ uit te zitten. De omstandigheid dat hij niet wil meewerken aan zijn traject kan derhalve nooit reden zijn voor oplegging van een ordemaatregel.
Ten aanzien van het beklag onder b.: de beroepscommissie heeft in uitspraak RSJ 19 april 2012, 11/2967/GA overwogen dat de directeur een gedetineerde op de ISD-afdeling wekelijks kan onderwerpen aan een urinecontrole. Echter, niet is overwogen dat een
wekelijkse urinecontrole bij iedere gedetineerde op de ISD-afdeling altijd redelijk is. Doordat de urinecontrole niet wekelijks op eenzelfde dag plaatsvindt is klager in de week voor het indienen van het beklag zelfs twee keer gecontroleerd. Voordat de
directeur gebruik maakt van zijn bevoegdheid een gedetineerde te onderwerpen aan een urinecontrole, moet hij een belangenafweging maken waaruit de noodzaak van de urinecontrole blijkt. De belangenafweging die de directeur ten aanzien van klager heeft
gemaakt is volstrekt onder de maat. Uit de beschikbare stukken blijkt niet dat klager in het verleden een drugsprobleem had. Uit die stukken blijkt wel dat klager reeds begin 2008 is gestopt met middelengebruik. Klager heeft tijdens zijn detentie nooit
drugs gebruikt. Gelet op deze omstandigheden is een wekelijkse urinecontrole onredelijk en onbillijk en in strijd met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Mocht de beroepscommissie van oordeel zijn dat artikel 30 Pbw inhoudt dat elke
gedetineerde op de ISD-afdeling wekelijks mag worden onderworpen aan een urinecontrole, dan is dit artikel in strijd met artikel 8 EVRM.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunten zakelijk weergegeven als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder a.: met deze beslissing is geanticipeerd op de invoering van het faseprogramma voor ISD-ers. Dit faseprogramma is officieel op 18 januari 2016 ingegaan. Dit programma houdt, kort weergegeven, in dat ISD-ers die zich
inspannen voor hun ISD-traject extra activiteiten, bovenop het standaard dagprogramma van 43 uur, aangeboden krijgen (fase 2). ISD-ers die zich onvoldoende inspannen, krijgen het standaard dagprogramma van 43 uur aangeboden (fase 1). Dit dagprogramma
voldoet aan de eisen gesteld in de wet en het ISD-convenant. Doel van dit faseprogramma is ISD-ers te motiveren voor hun traject. Na invoering van dit programma was het zoeken naar de wijze waarop een en ander concreet moest worden ingevuld.
Aanvankelijk is ervoor gekozen een beslissing tot plaatsing van een ISD-er in fase 1 te gieten in de vorm van een ordemaatregel. Inmiddels gebeurt dit niet meer en krijgt een ISD-er die in fase 1 wordt geplaatst een ‘gewone’ schriftelijke mededeling.
Ten aanzien van het beklag onder b.: op de ISD-afdeling verblijft een groep gedetineerden die zwaar verslaafd is (geweest). Voor die gedetineerden blijft het zeer lastig van de drugs af te blijven, ook als de wil er is. In het ISD-convenant staat dat
gedetineerden op de ISD-afdeling wekelijks worden onderworpen aan een urinecontrole. Van wekelijkse urinecontroles gaat een preventieve werking uit. Klager heeft in detentie inderdaad nooit een positieve urinecontrole gehad. In het verleden heeft hij
wel drugs gebruikt. Klager wordt evenals alle andere gedetineerden op de ISD-afdeling wekelijks onderworpen aan een urinecontrole.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep inzake het beklag onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Ingevolge artikel 23, eerste lid onder a, Pbw kan de directeur een gedetineerde uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten, indien dit in het
belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is. In de schriftelijke mededeling van de ordemaatregel staat dat een ordemaatregel van veertien
dagen is opgelegd, zodat klager die tijd kan gebruiken om te laten zien dat hij volwassen gedrag kan vertonen. Nog daargelaten dat het vermeende onvolwassen gedrag van klager in de schriftelijke mededeling in het geheel niet is onderbouwd, is niet
gebleken van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat het, in verband met bovengenoemde belangen, noodzakelijk was om klager de bestreden ordemaatregel op te leggen. Dat klager ‘flikker’ tegen een personeelslid heeft
gezegd is, zeker nu niet is gebleken dat klager structureel grensoverschrijdende opmerkingen heeft gemaakt tegen personeelsleden, in ieder geval niet een dergelijke omstandigheid. Een grond voor oplegging van de ordemaatregel ontbreekt derhalve.
De bestreden ordemaatregel houdt voorts in dat klager wordt uitgesloten van deelname aan activiteiten die het dagprogramma van 43 uur overschrijden. In de schriftelijke mededeling is evenwel niet vermeld van welke activiteiten klager precies is
uitgesloten. Daarmee is onvoldoende duidelijk wat de ordemaatregel precies inhoudt.

Gezien het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep inzake het beklag onder a. gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer
ongedaan gemaakt kunnen worden, ziet de beroepscommissie aanleiding klager een tegemoetkoming van € 20,= toe te kennen.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. Ingevolge artikel 30 Pbw kan de directeur, indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, een
gedetineerde verplichten urine af te staan ten behoeve van een onderzoek van die urine op aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen. De op de ISD-afdeling van de p.i. Vught verblijvende gedetineerden, die voor het grootste deel verslaafd zijn of
zijn geweest, worden wekelijks onderworpen aan een urinecontrole. Mede ook gezien de preventieve werking die hiervan uitgaat, kan deze wekelijkse controle noodzakelijk worden geacht in verband met het belang van de handhaving van de orde en veiligheid
in de inrichting. Met de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen ten aanzien van klager, die in detentie weliswaar nooit een positieve urinecontrole heeft afgegeven, maar in het
verleden
wel drugs heeft gebruikt, geen uitzondering te maken op bovenvermeld beleid. Daar de urinecontrole gemiddeld een keer per week plaatsvindt, kan het voorkomen dat een gedetineerde, zoals klager in dit geval, twee keer binnen zeven dagen een controle
dient te ondergaan. Voorts is van een inbreuk op klagers recht op privacy in strijd met het bepaalde in artikel 8 EVRM geen sprake. Gezien het vorenstaande zal het beroep ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling
van de gronden worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder a. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming van € 20,= toe.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder b. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. W.F. Korthals Altes en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 28 september 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven