Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2967/GA, 19 april 2012, beroep
Uitspraakdatum:19-04-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2967/GA

betreft: [klager] datum: 19 april 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 september 2011 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 maart 2012, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en [...], plaatvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught.
Klager en de directeur zijn buiten elkaars aanwezigheid gehoord. Klager heeft ervan afgezien na de toelichting van de directeur voor de beroepscommissie hierop nog te reageren.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager drie keer per week een urinecontrole dient te ondergaan.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager diende niet alleen de eerste zes weken van zijn verblijf op de ISD-afdeling driemaal per week een urinecontrole te ondergaan, maar ook daarna
duurde dit voort. De andere gedetineerden krijgen na zes weken slechts eenmaal per week een urinecontrole. Klager zat op een drugsvrije afdeling. In een gesprek met de directeur kon klager niet duidelijk worden gemaakt waarom hij na de zes weken nog
driemaal per week een urinecontrole moest ondergaan. Klager heeft nimmer positief gescoord. Er is dus geen grond voor meerdere urinecontroles per week. Klager is nier- en leverpatiënt en had vaak een te lage kreatininegehalte. De directeur weet dat dit
in zijn geval geen verdenking van fraude kan opleveren. Klager heeft wel een verslavingsverleden, maar dat is ongeveer 4 jaar geleden. De aan klager opgelegde ISD-maatregel is voor diefstal en niet in verband met drugs.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het verhaal van de te lage kreatininegehalte in relatie tot de nier- en leverproblemen van klager zijn uitgebreid onderzocht. De lage
kreatininegehaltes houden geen verband met de klachten van klager. Klager is meerdere malen disciplinair gestraft na een te laag kreatininegehalte. Anders gezegd, klager heeft niet kunnen aantonen dat het te lage kreatininegehalte te wijten aan zijn
ziekte. Klager heeft verder positief gescoord op cocaïne en is daarvoor ook gesanctioneerd.
De eerste zes weken van een verblijf in de ISD, worden gedetineerden driemaal per week onderworpen aan een urinecontrole. Dit is om een beeld te krijgen van de persoon. Na zes weken wordt in de regel de frequentie verlaagd naar eenmaal per week. Voor
meerdere urinecontroles per week zal een aanleiding moeten bestaan. Voor klager bestond deze aanleiding er vanwege vermoedens van fraude.

3. De beoordeling
De mogelijkheid een gedetineerde te verplichten tot het afstaan van urine is vastgesteld in artikel 30 van de Pbw. Klager verbleef op een ISD-afdeling. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur in redelijkheid kan beslissen dat gedetineerden
die de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders ondergaan wekelijks kunnen worden onderworpen aan urinecontroles.
Uit de toelichting ter zitting van de beroepscommissie en het klaagschrift van klager voor de beklagcommissie wordt duidelijk dat de klacht zich richt op de periode na de eerste zes weken van een verblijf op een ISD-afdeling. In afwijking van wat
gebruikelijk is, wordt bij klager niet eenmaal per week, doch driemaal per week een urinecontrole afgenomen. De directeur heeft toegelicht dat hiervoor een aanleiding bestond wegens vermoedens van fraude. De beroepscommissie acht dit argument van de
directeur valide. Gelet hierop kan de beslissing van de directeur bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A. van Waarden en prof. dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 19 april 2012

secretaris voorzitter

Naar boven