Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2888/GV, 15 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:15-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2888/GV

betreft: [klager] datum: 15 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 augustus 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager gedraagt zich in de inrichting naar behoren. Aan hem zijn geen disciplinaire straffen of ordemaatregelen opgelegd en hij neemt deel aan het plusprogramma. Voordat klager zich aan detentie onttrok, was ook sprake van positief gedrag. Het
positieve
gedrag is onvoldoende meegewogen bij de bestreden beslissing. Niet blijkt dat is onderzocht of het gestelde onttrekkingsgevaar met toepassing van bijzondere voorwaarden kan worden beperkt, zoals een middels elektronisch toezicht te controleren
locatiegebod. Klager is bereid zich te houden aan een dergelijke voorwaarde. De einddatum van klagers detentie is bepaald op 11 mei 2017. Verwezen wordt naar het resocialisatiebeginsel als neergelegd in artikel 2, tweede lid, van de Pbw.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 27 juli 2015 heeft klager zich tijdens een regimair verlof onttrokken aan detentie. Hij is met zijn partner gevlucht naar Duitsland. Op 9 maart 2016 is hij aldaar gearresteerd. Hij is pas sinds 1 april 2016 weer in Nederland gedetineerd. Klager
heeft
door de onttrekking aangetoond dat hij onbetrouwbaar is in het nakomen van afspraken. De directeur en de politie hebben negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Dat klager zich thans in de inrichting positief gedraagt, doet niet af aan
de
juistheid van de bestreden beslissing. Elektronisch toezicht is ontoereikend om het onttrekkingsgevaar te beperken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zoetermeer heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag in verband met zijn onttrekking aan detentie van juli 2015 tot maart 2016. Hiermee heeft klager aangetoond dat hij zich niet aan afspraken kan houden.
De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De politie verwacht dat klager zich wederom aan detentie zal onttrekken als verlof wordt verleend.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een subsidiaire hechtenis van tien maanden wegens een schadevergoedingsmaatregel. De einddatum van de detentie is thans bepaald op 11 mei 2017.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager heeft zich van 27 juli 2015 tot 9 maart 2016 onttrokken aan detentie.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, ondanks klagers goede gedrag in de inrichting op het moment van de bestreden beslissing, een afwijzing van klagers
verlofaanvraag in dit stadium van zijn detentie rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4, onder a, van de Regeling
tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 15 september 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven