Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0952/GA, 23 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:23-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/952/GA

betreft: [klager] datum: 23 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Bruns, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 maart 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Esserheem te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 augustus 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. K. Bruns, en mevrouw [...], juridisch medewerker bij de locatie Esserheem.
Als toehoorder was aanwezig mevrouw [...], stagiaire bij voormelde locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, met ingang van 28 november 2015, wegens het ongeoorloofd betreden van een andere afdeling en het niet opvolgen van
aanwijzingen van het personeel;
b. het niet mogen (laten) sturen van een schorsingsverzoek aan de Raad ten tijde van het ondergaan van voormelde disciplinaire straf.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht.
Klager trekt het beroep gericht tegen het niet verzenden van een schorsingsverzoek aan de Raad in.
Het is essentieel dat sprake is van een nauwkeurig, volledig en waarheidsgetrouw verslag van de feitelijke gang van zaken die door de betrokken medewerker zelf is geconstateerd en opgeschreven (zie RSJ 16 oktober 2012, 12/1567/GA). Hiervan is in het
onderhavige geval geen sprake. Uit het verslag noch uit de andere stukken blijkt welke aanwijzing klager niet zou hebben opgevolgd. De inhoud van het schriftelijk verslag en van de mededeling komen niet overeen. Klager is niet (voldoende) gehoord.
Volstaan had kunnen worden met een disciplinaire straf in voorwaardelijke vorm.
Klager had op 28 november 2015 roti gemaakt. Een medegedetineerde kon de roti niet ophalen, omdat hij migraine had. Daarom heeft klager de roti naar de medegedetineerde gebracht. Klager had een personeelslid kunnen vragen de roti te brengen, maar het
was sluitingstijd en het personeel was bezig met sluiten. Toen klager zich op de afdeling van de medegedetineerde bevond zei een personeelslid dat klager niet op die afdeling mocht zijn en dat hij klager een rapport kon geven. Klager zei dat het
personeelslid moest doen wat hij niet laten kon. Klager is toen een verslag aangezegd. Klager heeft pas het woord idioot gezegd, nadat hij het verslag aangezegd had gekregen. Klager verblijft thans drie jaar in detentie. Dit is zijn tweede
disciplinaire
straf.

Namens de directeur is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht.
Het is niet toegestaan aanwezig te zijn op een andere afdeling als waar een gedetineerde verblijft. Toen klager zich op de trap van de afdeling van een medegedetineerde bevond, is klager een waarschuwing gegeven. Klager is toen toch doorgelopen naar de
afdeling van de medegedetineerde. Op grond hiervan is klager een disciplinaire straf opgelegd. Of klager voor of na het aanzeggen van het verslag heeft gescholden, doet dan ook niet ter zake. Klager had ervoor kunnen kiezen aan het personeel te vragen
de roti naar de medegedetineerde te brengen.

3. De beoordeling
b. Klager heeft het beroep gericht tegen het niet verzenden van een schorsingsverzoek aan de Raad ter zitting ingetrokken. Klager zal in zoverre niet-ontvankelijk in zijn beroep worden verklaard.

In beroep is daarom alleen aan de orde a. de ongegrondverklaring van het beklag betreffende de oplegging van een disciplinaire straf.
Vaststaat dat klager zich op 28 november 2015 met door hem gemaakte roti heeft begeven naar de afdeling van een medegedetineerde en dat dit niet is toegestaan. Klager heeft hiervoor als verklaring gegeven dat de medegedetineerde migraine had en dat de
medegedetineerde daarom niet in staat was de roti zelf op te halen. Klager erkent dat hij ervoor had kunnen kiezen het personeel te vragen de roti naar de medegedetineerde te brengen, maar het was sluitingstijd en het personeel was bezig met sluiten.
Gelet op deze feitelijke omstandigheden, in samenhang bezien, is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur had kunnen volstaan met een waarschuwing aan klager. Gelet hierop dient de beslissing van de directeur om klager de bestreden
disciplinaire
straf op te leggen te worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk.

Het beroep zal gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming en zij zal deze vaststellen op € 15,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep betreffende onderdeel b. De beroepscommissie verklaart het beroep betreffende onderdeel a. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag
alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van
€ 15,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, prof. dr. F. Boer en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 23 september 2016

secretaris voorzitter

Naar boven