Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1567/GA, 16 oktober 2012, beroep
Uitspraakdatum:16-10-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1567/GA

betreft: [klager] datum: 16 oktober 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie De Kruisberg te Doetinchem,

gericht tegen een uitspraak van 4 mei 2012 van de beklagcommissie bij voormelde locatie gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 september 2012, gehouden in de penitentiaire inrichting Hoogeveen, is gehoord [...] plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie De Kruisberg.

Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel in verband met het slaan van een medegedetineerde.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 50,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Door de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De medewerker die het handelen van klager heeft gezien, is als geestelijk verzorger aan de inrichting verbonden en heeft verzocht om buiten beeld te blijven, omdat de geestelijk verzorger ten opzichte van klager een vertrouwensrelatie had. De
geestelijk
verzorger heeft geen beroep gedaan op het beroepsgeheim. Dit verzoek diende gerespecteerd te worden en de anonimiteit van de medewerker diende te worden gewaarborgd. Om die reden is de constructie gekozen de mondelinge verklaring van de medewerker
schriftelijk te laten vastleggen door de rapporteur. Dit is aan de beklagcommissie uitgelegd. Er is zo zorgvuldig mogelijk gehandeld. De geestelijk verzorger valt functioneel niet onder de directeur maar onder het hoofd Geestelijke Verzorging van het
hoofdkantoor.
De directeur is niet bij het incident aanwezig geweest. De directeur zou zelf van de verklaring van de geestelijk verzorger rapport hebben kunnen opmaken, maar heeft ervoor gekozen om dit door de rapporteur te laten doen. Dit om niet meerdere rollen
tegelijk te spelen.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

Het secretariaat heeft op 21 september 2012 telefonisch contact opgenomen met de Dienst Geestelijke Verzorging van DJI en deze dienst heeft desgevraagd meegedeeld dat een geestelijk verzorger wordt aangesteld namens de Minister van Veiligheid en
Justitie door de directeur van de Dienst Geestelijke Verzorging van DJI.

3. De beoordeling
Uit artikel 50, eerste lid, van de Pbw volgt dat indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde
tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en hij voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen hij dit de gedetineerde meedeelt.

Gelet op de uitspraak nummer 02/971/GA van 6 januari 2003 waarin de beroepscommissie heeft overwogen dat het begrip medewerker in de zin van de Pbw niet scherp is omlijnd en gelet op het gegeven dat een geestelijk verzorger namens de Minister door de
directeur van de Dienst Geestelijke Verzorging van DJI wordt aangesteld, neemt de beroepscommissie aan dat sprake is van een medewerker als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder f, van de Pbw, te weten: een persoon die een taak uitoefent in het kader
van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of een vrijheidsbenemende maatregel. Deze medewerker is bevoegd een verslag als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw op te maken. De geestelijk verzorger heeft ervoor gekozen om dit niet te doen
en de directeur, aan wie de medewerker verslag heeft uitgebracht, heeft vervolgens door een (andere) rapporteur de verklaring schriftelijk laten vastleggen. Voorts heeft de geestelijk verzorger geen gevolg gegeven aan het verzoek van de beklagcommissie
om ter zitting te verschijnen om inlichtingen aan de beklagcommissie te verstrekken.
Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie met de beklagcommissie van oordeel dat de feitelijke gang van zaken onvoldoende toetsbaar is, te meer nu van de medewerker in het verslag geen naam is vermeld of de naam met (een) initia(a)l(en) is
aangeduid. Zij zal derhalve het beroep van de directeur ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, dr. H.G. van de Bunt en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 oktober 2012

secretaris voorzitter

Naar boven