Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0282/GA, 16/0283/GA en 16/01063/GA, 1 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:01-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/282/GA, 16/283/GA en 16/1063/GA

betreft: [klager] datum: 1 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, gericht tegen een uitspraak van
25 januari 2016 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, en

[...], verder te noemen klager, ingediend door mr. N. Bertrand, gericht tegen een uitspraak van 25 januari 2016, voor zover daartegen beroep is ingesteld, en tegen een uitspraak van 22 maart 2016 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 juli 2016, gehouden in de p.i. Vught, zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman, mr. N. Bertrand, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van voormelde inrichting, gehoord.
Als toehoorder was aanwezig [...], stagiaire bij de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de beslissing van 31 december 2015 tot oplegging van toezichtmaatregelen
(VU-2016-4);
b. de beslissing van 31 december 2015 tot afwijzing van klagers verzoek om BZT;
c. de beslissing van 26 januari 2016 tot oplegging van toezichtmaatregelen
(VU-2016-246);
d. de beslissing van 11 februari 2016 tot oplegging van toezichtmaatregelen
(VU-2016-417).

De beklagcommissie heeft het beklag als vermeld onder a, c. en d. gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven. De beklagcommissie heeft niet beslist op het beklag als vermeld onder b.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht.
Het beroep strekt zich uit tot bovenstaande beklagzaken.
Eerder heeft de beroepscommissie in RSJ 20 november 2015, 15/2559/GA, geoordeeld dat de directeur onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat klager crimineel handelen in detentie voortzet dan wel de intentie hiertoe heeft.
Namens klager is een kort geding tegen de Staat aangespannen met het verzoek de plaatsing van klager op de GVM-lijst te schrappen. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek op 28 december 2015 afgewezen. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld bij
het Gerechtshof Den Haag. De datum van de behandeling van het beroep is nog niet bekend.
Klager bestrijdt integraal alle verwijten. Door en namens klager is elk onderdeel van de aan de verwijten ten grondslag liggende GRIP-informatie inhoudelijk en onderbouwd bestreden. De directeur blijft louter verwijzen naar de GRIP-rapporten. Het GRIP
toont in dit dossier meer dan eens aan dat het oude informatie opnieuw, maar wel ongedateerd, opvoert en aan nieuwe verwijten ten grondslag legt. Klagers raadsman verzoekt al een jaar aan het GRIP om een onderbouwing van de GRIP-informatie.
De voorzitter heeft in schorsingsprocedures geoordeeld dat niet is gebleken dat de GRIP-informatie betrouwbaar, juist en actueel is. Verwezen wordt naar RSJ 25 januari 2016, 16/140/SGA, RSJ 9 februari 2016, 16/318/SGA en RSJ 23 februari 2016,
16/453/SGA. Verzocht wordt deze lijn door te zetten en aan het uitblijven van een verdere onderbouwing van de verwijten het gevolg te verbinden dat de GRIP-informatie onbetrouwbaar moet worden geacht. Een indringende toetsing is noodzakelijk omdat het
uitblijven daarvan leidt tot een niet te rechtvaardigen vacuüm waarbinnen handelingen van justitie met zwaarwegende gevolgen voor klager buiten het gezichtsveld en controlerende rol van zowel de beklag- en beroepscommissie blijft. De beklagcommissie
heeft zich ten onrechte niet, dan wel onvoldoende, uitgelaten over de juistheid en/of betrouwbaarheid van de informatie. Klager moet dan ook ontvankelijk worden verklaard in de beroepen die zijn gericht tegen de klachten die door de beklagcommissie
gegrond zijn verklaard.
Klager krijgt veel vrouwen op bezoek omdat zijn vrienden niet door de screening komen.
Ten aanzien van het verwijt dat klager zich niet zou hebben gehouden aan gemaakte afspraken over het bellen met één belcode, merkt klager op dat het 06-nummer van zijn raadsman niet was aangemeld bij Telio.
De enkele plaatsing op de GVM-lijst brengt nog niet mee dat klager daarom geen BZT kan worden toegestaan. Niet is gebleken dat de directeur een zorgvuldige belangenafweging heeft gemaakt. Klager heeft zowel in de locatie Zoetermeer als in de locatie De
Schie, ondanks plaatsing op de GVM-lijst, BZT mogen ontvangen. Sinds die tijd is er geen nieuwe informatie tegen klager bijgekomen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht.
Het beroep van de directeur is gericht tegen de beslissing van de beklagcommissie op de klacht als vermeld onder a, waarbij het beklag van klager gegrond is verklaard.
De directeur heeft bij zijn beslissing van 31 december 2015 tot oplegging van toezichtmaatregelen wel degelijk een belangenafweging gemaakt. De plaatsing van klager op de GVM-lijst is gebaseerd op de indicaties vluchtgevaarlijk, deelname aan een
criminele organisatie, mediagevoeligheid en voortgezet crimineel handelen in detentie. Uit de GRIP-rapporten van 4 mei 2015, 31 juli 2015, 17 november 2015 en 10 december 2015 en een overleg van het Operationeel Overleg blijkt dat er sterke
aanwijzingen
zijn dat klager zich tijdens detentie bezighoudt met criminele activiteiten. Het is niet aan de directeur om informatie van het GRIP inhoudelijk te toetsen. De informatie wordt door het GRIP geverifieerd op actualiteit, betrouwbaarheid en concreetheid.
De directeur mag uitgaan van de juistheid van de informatie in de rapporten. Overigens kan de directeur wel aan het GRIP verzoeken een oordeel te geven over de betrouwbaarheid van GRIP-informatie. Klager heeft zich niet gehouden aan de gemaakte
afspraken over het bellen met één belcode.
De directeur weet desgevraagd niet waarom klager in de locatie Zoetermeer en de locatie De Schie wel BZT kreeg. De afwijzing van klagers verzoek om BZT lag in het verlengde van de opgelegde toezichtmaatregelen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep van klager inzake het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende.
De beroepscommissie stelt vast dat de beklagcommissie deze klacht gegrond heeft verklaard. Ingevolge artikel 69, eerste lid, van de Pbw in verband met artikel 68, eerste lid, van de Pbw staat geen beroep open tegen een gegrondverklaring van een beklag.
Om die reden dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep. De beroepscommissie komt daarom niet toe aan de door de raadsman van klager bepleite inhoudelijke toetsing van de gewraakte GRIP-informatie.

Ten aanzien van het beroep van de directeur inzake het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Hetgeen in beroep door de directeur is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing
leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep van de directeur zal daarom ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beroep van klager inzake het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende.
De beklagcommissie heeft niet beslist op deze klacht. De beroepscommissie zal deze klacht om proceseconomische redenen in eerste en enige aanleg afdoen. Uit de bestreden beslissing van 31 december 2015 blijkt dat de directeur klagers verzoek om BZT
heeft afgewezen met een enkele verwijzing naar zijn plaatsing op de GVM-lijst. Vaststaat dat klager in vorige inrichtingen ondanks plaatsing op de GVM-lijst wel BZT mocht ontvangen. In dat licht is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden
beslissing onvoldoende is gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beklag daarom gegrond verklaren. Zij acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager en zij zal deze vaststellen op € 25,=.

Ten aanzien van het beroep van klager inzake het beklag als vermeld onder c. en d. overweegt de beroepscommissie het volgende.
De beroepscommissie stelt vast dat de beklagcommissie deze klachten gegrond heeft verklaard. Om die reden dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep.
De beroepscommissie komt daarom ook in deze zaken niet toe aan de door de raadsman van klager bepleite inhoudelijke toetsing van de gewraakte GRIP-informatie.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. Zij verklaart het beroep van de directeur inzake deze klacht ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beklag als vermeld onder b. gegrond. Zij bepaalt dat klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep inzake het beklag als vermeld onder c. en d.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. J.I.M.W. Bartelds en drs. F.M.J. Bruggeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 1 september 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven