nummer: 15/2559/GA
betreft: [klager] datum: 20 november 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Bertrand, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 23 juli 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 2 november 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. N. Bertrand en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de
locatie Zoetermeer.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de beslissing van 7 mei 2015 tot oplegging van een aantal toezichtmaatregelen voor de duur van zes maanden, in verband met klagers plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst), met het profiel ‘hoog’ (ZO
2015/318 en ZO 2015/324);
b. de specifieke toezichtmaatregel betreffende – zo begrijpt de beroepscommissie – het vooraf vragen van advies over bezoekers aan het GRIP (ZO 2015/432);
c. de specifieke toezichtmaatregel betreffende het afluisteren en, indien nodig, vertalen van telefoongesprekken (ZO 2015/476).
De beklagcommissie heeft het beklag als vermeld onder a. en c. ongegrond verklaard en heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag als vermeld onder b., op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. In het GRIP-rapport van 4 mei 2015 is vermeld dat op 22 april 2015 bij de politie een MMA-melding is binnengekomen
dat
klager tijdens zijn overplaatsing naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel op 23 april 2015 wilde ontsnappen. Klager heeft direct aan de directeur verteld dat hij de MMA-melding zelf heeft laten doen om zijn overplaatsing te
frustreren. De directeur heeft bevestigd dat hij klager gelooft. Gelet hierop is het onbegrijpelijk dat aan klager de indicatie ‘vluchtgevaarlijk’ is toegekend. Ter zitting van de beroepscommissie is een verlengingsbeslissing van 28 augustus 2015
overgelegd. Hierin is vermeld dat de directeur desgevraagd van het GRIP heeft vernomen dat er geen nieuwe aanwijzingen zijn die wijzen op vluchtgevaar. De maatregelen die voornamelijk uit het vluchtgevaar zijn voortgekomen worden afgeschaald dan wel
beëindigd. In klagers verblijfsruimte is een laptop van een medegedetineerde en een dongel aangetroffen. De dongel is aangetroffen op het moment dat klager een laptop van het Openbaar Ministerie (OM), met wifi-mogelijkheid, al een maand niet meer in
zijn bezit had. In de laptop van het OM kon geen dongel worden geplaatst, omdat de usb-poorten waren afgesloten. Een wifi-mogelijkheid is niet genoeg voor contact met de buitenwereld. Er bestaat niet meer dan een vermoeden dat hij zich heeft
beziggehouden met voortgezet crimineel handelen. Bovendien is er geen onderzoek verricht naar de laptop van het OM. De beslissing tot oplegging van de toezichtmaatregel van het screenen van klagers ouders is een beklagwaardige beslissing. Klager is ten
onrechte niet-ontvankelijk verklaard in dit onderdeel van het beklag.
De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De noodzaak van de voortduring van de maatregelen wordt maandelijks getoetst. De directeur gelooft de stelling van klager
dat hij zelf de MMA-melding heeft laten doen. Daarom zijn de maatregelen die zijn voortgekomen uit het vluchtgevaar bij beslissing van 28 augustus 2015 afgeschaald dan wel beëindigd. In klagers verblijfsruimte is een dongel aangetroffen, terwijl hij
kort tevoren de beschikking had over een laptop van het OM welke een mogelijkheid tot wifi bleek te hebben. Geverifieerd is dat de dongel op de laptop van het OM kon worden gebruikt. De directeur gaat er vanuit dat contact met de buitenwereld mogelijk
was en acht het aannemelijk dat klager zich bezig heeft gehouden met voortgezet crimineel handelen. De politie heeft onderzoek naar de laptop achterwege gelaten, omdat de politie bang is voor vermenging met het strafrechtelijke onderzoek. De bij klager
aangetroffen laptop van de medegedetineerde had geen mogelijkheid tot wifi.
3. De beoordeling
Op 7 mei 2015 zijn aan klager toezichtmaatregelen voor de duur van zes maanden opgelegd. Klager is op de GVM-lijst geplaatst op grond van (in ieder geval) de indicaties ‘vluchtgevaarlijk’ en ‘voortgezet crimineel handelen in detentie’. De directeur
kan,
indien dit noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde en veiligheid dan wel de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, aan een gedetineerde die is geplaatst op de GVM-lijst toezichtmaatregelen opleggen. Alvorens hiertoe te
beslissen dient de directeur een belangenafweging omtrent de noodzaak van die toezichtmaatregelen te maken.
De directeur heeft naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk gemaakt dat klager crimineel handelen in detentie voortzet dan wel de intentie hiertoe heeft.
De beroepscommissie acht wel voldoende aannemelijk geworden dat ten tijde van de oplegging van de toezichtmaatregelen sprake was van vluchtgevaar. In het GRIP-rapport van 4 mei 2015 is vermeld dat op 22 april 2015 bij de politie de MMA-melding is
binnengekomen dat klager tijdens zijn overplaatsing naar de p.i. Krimpen aan den IJssel op 23 april 2015 wilde ontsnappen. Uit het GRIP-rapport van 16 juli 2013, dat niet aan de bestreden beslissing ten grondslag heeft gelegen, blijkt dat in juli 2013
bij de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) de informatie is binnengekomen dat in het criminele milieu het verhaal de ronde doet dat klager wil ontsnappen. De beroepscommissie acht het – ongeacht of klager de MMA-melding zelf heeft laten doen –
begrijpelijk dat de directeur de toezichtmaatregelen, waaronder het afluisteren en zo nodig vertalen van telefoongesprekken, heeft opgelegd. Zij acht de noodzaak daartoe wegens vluchtgevaar aannemelijk geworden. Het beroep van klager zal derhalve
ongegrond worden verklaard.
Tot de maatregelen die de directeur getroffen heeft, behoort ook het vragen van advies aan het GRIP over bezoekers van klager. Nu het hier een beslissing betreft van de directeur zal de beroepscommissie klager alsnog ontvankelijk verklaren inzake het
beklag als vermeld onder b, maar zal zij gezien het vorenstaande dit beklag ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. en c. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie inzake het beklag als vermeld onder b, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 20 november 2015.
secretaris voorzitter