Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1904/GA, 24 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:24-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1904/GA

betreft: [...] datum: 24 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M. Dunsbergen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 mei 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Torentijd te Middelburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. klagers overplaatsing naar de penitentiaire inrichting Dordrecht;
b. het missen van een bezoek als gevolg van de onder a. vermelde overplaatsing;
c. het kwijtraken van € 150,= aan boodschappen als gevolg van de onder a. vermelde overplaatsing;
d. het klager te laat op de hoogte stellen van de onder a. vermelde overplaatsing.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het beklag is niet alleen gericht tegen de beslissing tot overplaatsing, maar ook op de gevolgen hiervan, waaronder de zoekgeraakte boodschappen.
Ingevolge RSJ 27 november 2012, 12/2560/JA valt het vervoer van de eigendommen van gedetineerden onder de zorgplicht van de directeur. Klager is dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn gehele beklag.

De directeur heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beklag.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

De beklagrechter is niet inhoudelijk ingegaan op de onderscheiden onderdelen van het beklag. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen deze onderdelen van de klacht in enige en hoogste instantie afdoen.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder b, c, en d. overweegt de beroepscommissie als volgt.

b. Klager stelt dat hij zijn wekelijkse bezoek is kwijtgeraakt. Noch in zijn klacht, noch in beroep wordt nadere informatie aangedragen betreffende dit onderdeel van de klacht. Zo kan niet worden vastgesteld welk bezoek klager heeft gemist, of dit
meerdere malen is geschied en wie hiervoor verantwoordelijk kan worden gesteld. Nu deze klacht onvoldoende feitelijk is onderbouwd, dient klager niet ontvankelijk in het beklag te worden verklaard.

c. Het kwijtraken van € 150,= aan boodschappen als gevolg van de overplaatsing ontbeert eveneens nadere feitelijke onderbouwing. Nu klager zich beperkt tot de vermelding dat hij boodschappen is kwijtgeraakt en noch in zijn klacht noch in beroep heeft
aangegeven welke boodschappen het betreft, zal klager wegens het ontbreken van deze informatie, alsmede van enig bewijs dat deze boodschappen daadwerkelijk zijn gedaan en hem toebehoren, niet ontvankelijk in het beklag worden verklaard.

d. De beroepscommissie begrijpt dat klager zich beklaagt over het te laat ontvangen van de informatie die het gevolg is van zijn overplaatsing en dat hij hierdoor geen bezwaar heeft kunnen aantekenen. Ook op dit punt draagt klager, zowel in zijn
klacht,
als in beroep, onvoldoende informatie aan op grond waarvan de klacht inhoudelijk kan worden beoordeeld. Klager zal ook op dit onderdeel van de klacht niet ontvankelijk worden verklaard.

Hetgeen leidt tot de volgende uitspraak.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 24 augustus 2016

secretaris voorzitter

Naar boven