Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1090/GA, 28 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:28-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1090/GA

Betreft: [klager] datum: 28 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 maart 2016 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting van de beroepscommissie van 12 mei 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik kunnen maken.
De directeur van het PPC Scheveningen heeft op 11 mei 2016 schriftelijk laten weten dat hij en de psychiatrische dienst verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Hij heeft daarom verzocht om de behandeling van het beroep te verplaatsen naar een
andere datum.
Klagers raadsman mr. M.G. Vos heeft op 12 mei 2016 telefonisch laten weten dat hij vanwege andere verplichtingen niet zal verschijnen ter zitting van de beroepscommissie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 30 maart 2016, inhoudende
dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep schriftelijk als volgt toegelicht.
Klager slikt de medicatie vrijwillig. Klager is eerder in het gelijk gesteld. Hierna hebben zich geen incidenten voorgedaan. Klagers belangen zijn niet naar behoren erkend. Niet kan worden gesproken van een zorgvuldige voorbereiding en
tenuitvoerlegging
van de a-dwangbehandeling. Ook is niet voldaan aan de vereisten van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Zo ontbreekt het advies van de behandelend psychiater. Dwangbehandeling is een uiterst middel en kan pas worden uitgevoerd als
blijkt
dat vrijwillige inname van medicatie structureel geweigerd wordt en andere opties zijn uitgesloten. Gelet op de vrijwillige inname van medicatie kan niet uitgesloten worden dat de vermindering van achterdocht alsnog bereikt wordt.

De directeur heeft de bestreden beslissing schriftelijk als volgt toegelicht.
Onder druk van de gevoerde procedures heeft klager zijn medicatie ingenomen. Er is echter geen sprake van medicatietrouwheid. Klager kiest zelf voor een individueel programma om “kortsluitingsreacties” te voorkomen. Klagers instemming met de
behandeling
ontbreekt. Ondanks pogingen daartoe, is geen behandelrelatie tot stand gekomen. Medicatieverhoging is noodzakelijk in verband met het feit dat de huidige voorgeschreven medicatie onvoldoende effect heeft. Er is een voortdurende dreiging welke niet
alleen af te wenden valt door het vrijwillig gekozen individuele programma. Het gevaar zonder medicatie is evident groot (gebleken). Voorts wordt verwezen naar de bijlagen. Bij het advies aan de directeur is opgemerkt dat dit tevens dient en geldt als
aanvulling op het behandelplan.

3. De beoordeling
De directeur is niet verschenen en heeft verzocht de behandeling van het beroep aan te houden en te verplaatsen naar een andere datum. Klager en zijn raadsman zijn eveneens niet verschenen ter zitting. Nu het verzoek van de directeur niet is onderbouwd
en de beroepscommissie zich op basis van de in beroep overgelegde stukken voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, wijst zij het verzoek af.

De behandelend psychiater heeft op 2 maart 2016 een ‘Advies aan directeur’ uitgebracht. De directeur heeft toegelicht dat dit advies tevens dient als (een uittreksel uit) het behandelplan. Zoals de beroepscommissie reeds in RSJ 26 januari 2016,
15/3558/GA heeft bepaald, deelt zij deze visie niet. Bovendien ontbreekt informatie over of en op welke wijze het behandelplan met klager is besproken en de wijze waarop rekening wordt gehouden met de voorkeuren van de klager ten aanzien van de
behandeling. Tegen deze achtergrond is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing tot a-dwangbehandeling onvoldoende is gemotiveerd en dientengevolge onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en
de bestreden beslissing zal worden vernietigd. De beroepscommissie acht termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 28 juni 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven