Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2288/SGB, 8 juli 2016, schorsing
Uitspraakdatum:08-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/2288/SGB

Betreft : [verzoeker] datum: 8 juli 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. G.P.J. Botterblom, namens

[...], verder verzoeker te noemen, thans verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 73, vierde lid, juncto artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris tot beëindiging van verzoekers deelname aan een penitentiair
programma.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van de op 13 april 2016 kenbaar gemaakte bezwaren die verzoeker heeft gericht aan de commissie van toezicht en die op 6 juni 2016 op het secretariaat van de selectiefunctionaris zijn ontvangen, van de
beslissing
op het bezwaarschrift van 27 juni 2016, het op 5 juli 2016 tegen de beslissing van de selectiefunctionaris ingediende beroepschrift, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de selectiefunctionaris van 6 juli 2016.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van een beslissing van de selectiefunctionaris slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde
is daarom slechts de vraag of de beslissing van de selectiefunctionaris is genomen in strijd met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de beslissing
van de selectiefunctionaris.

Namens verzoeker is gesteld dat hij als kapper werkte en op 4 april 2016 tijdens werkzaamheden zijn hand heeft gebrand, de huisartsenpost diende te bezoeken en de dagen daarna niet kon werken. Hij heeft de reclassering op 5 april 2016 geïnformeerd en
is
op 6 april 2016 bij zijn werkgever langs gegaan om te laten zien dat hij door het letsel niet kon werken. Verzoeker meende dat hij door de reclassering en zijn werkgever te informeren alle betrokken partijen op de hoogte had gebracht. Verzoeker en zijn
raadsman hebben bij herhaling verzocht om een schriftelijke weergave van verzoekers penitentiair programma.

Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris komt naar voren dat uit de inrichtingsrapportage blijkt dat verzoeker op 5 april 2016 contact heeft gehad met zijn begeleider van de reclassering en heeft gemeld dat hij zijn hand had verbrand, maar dat
hij geen contact heeft opgenomen met zijn begeleider van de PIA te Zwaag.
De selectiefunctionaris heeft geconcludeerd dat niet anders dan vastgesteld kan worden dat verzoeker zich niet heeft ziek gemeld en zich niet aan de afspraken en voorwaarden van zijn penitentiair programma heeft gehouden.

Verzoeker neemt reeds geruime tijd deel aan een penitentiair programma. Zijdens de selectiefunctionaris is niet betwist dat verzoeker zijn hand heeft verbrand en daar ook medische hulp voor heeft ingeroepen en voorts dat hij zijn begeleider van de
reclassering en zijn werkgever tijdig heeft geïnformeerd dat hij in verband met die verbrande hand zijn werkzaamheden als kapper tijdelijk niet kon uitoefenen. Mogelijk had verzoeker ook anderen daarvan op de hoogte dienen te stellen. Een schriftelijke
weergave van de aan verzoekers penitentiair programma verbonden voorwaarden, waarom door de raadsman van verzoeker meermalen vergeefs is verzocht, en waaruit dit zou kunnen blijken, is door de selectiefunctionaris niet overgelegd. Voor de voorzitter is
niet onaannemelijk dat verzoeker in de veronderstelling verkeerde met zijn informatie aan de reclassering en zijn werkgever naar behoren te hebben voldaan aan de in dezen op hem rustende meldingsplicht en dat dit ook een begrijpelijke veronderstelling
was maar zelfs indien verzoeker niet volledig aan zijn meldingsplicht zou hebben voldaan acht de voorzitter, gelet op alle omstandigheden van het geval, de bestreden beslissing zodanig onredelijk en onbillijk dat er aanleiding bestaat de
tenuitvoerlegging van deze beslissing te schorsen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de selectiefunctionaris.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris op 8 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven