Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2006/GV, 11 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:11-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2006/GV

betreft: [...] datum: 11 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.J. Voors, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 juni 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De enkele verdenking dat klager betrokken is bij een nieuw strafbaar feit, gepleegd tijdens zijn vorige verlof, is onvoldoende om klagers verlofaanvraag af te wijzen. Klager ontkent dat hij zich
schuldig
heeft gemaakt aan een strafbaar feit en klager is om diezelfde reden ook al teruggeplaatst vanuit de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.). Het is niet de verwachting dat de nieuwe strafzaak voor de einddatum van klagers detentie zal worden
behandeld. Algemeen verlof heeft als doel klager voor te bereiden op zijn terugkeer in de maatschappij in januari 2017.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De verlofaanvraag is afgewezen omdat klager tijdens zijn vorige regimaire verlof op 8 april 2016 is aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet, waarvoor hij
thans
wordt vervolgd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het MDO en de verlofcommissie hebben negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager tijdens zijn vorige regimaire verlof is aangehouden voor een nieuw strafbaar feit.
Het Openbaar Ministerie heeft zich van advies onthouden.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat na een WOTS-procedure een gevangenisstraf van vier jaar en negen maanden met aftrek, wegens opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 30 januari 2017. Hij verblijft sedert 15
april in de penitentiaire inrichting Lelystad.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers aanvraag voor algemeen verlof.

Tot 15 april 2016 verbleef klager in een z.b.b.i. en heeft hij regimair verlof genoten. Tijdens een regimair weekendverlof is klager op 8 april 2016 in verzekering gesteld vanwege de verdenking van een nieuw strafbaar feit, wederom overtreding van de
Opiumwet. Op 13 april 2016 is zijn voorlopige hechtenis geschorst.

De beroepscommissie is van oordeel dat de verdenking van een nieuw strafbaar feit een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris,
bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b. van de Regeling niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 11 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven