Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1249/TA, 22 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:22-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1249/TA

betreft: [klager] datum: 22 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.A. Schenk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 april 2016 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman mr. R.A. Schenk om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover ter zake gronden zijn aangevoerd
Het beklag betreft het niet aanbieden van een herhalingsonderzoek omstreeks 12 november 2015 en 6 januari 2016.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De mededeling van een herhalingsonderzoek is hem niet gedaan. Verwezen wordt naar artikel 6, vierde lid, van de Regeling urineonderzoek verpleegden.
Het ligt op de weg van de inrichting om aan te tonen dat de mededeling wel is gedaan. De inrichting heeft in een eerder stadium aangegeven dat de mededeling mondeling zou zijn gedaan, hetgeen door klager wordt betwist, waarmee vaststaat dat klagers
rechten zijn geschonden. Het is niet fair om klager, die onder het regime van tbs met dwangverpleging valt, kennis van de betreffende regelgeving toe te dichten. Klager heeft aangegeven dat dit soort situaties hem dusdanig veel stress oplevert dat hij
juist niet de heldere afweging kan maken waarvan de beklagcommissie ten onrechte stelt dat hij dat wel kan.

Door het hoofd van de inrichting is in beroep verwezen naar het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 5, tweede lid, van de Regeling urineonderzoek verpleegden (de Regeling) wordt, indien het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen is geconstateerd (of wanneer de verpleegde daarom verzoekt) de uitslag van het onderzoek aan de
verpleegde bekend gemaakt. Hierbij wordt de verpleegde gewezen op het recht op een herhalingsonderzoek. Indien de mededeling mondeling wordt gedaan, wordt schriftelijk vastgelegd dat en wanneer de mededeling is gedaan.

Naar het oordeel van de beroepscommissie, zoals eerder verwoord in RSJ 29 april 2016, 15/4197/TA, ziet de schriftelijk vast te leggen mededeling in deze bepaling niet alleen op de uitslag van de urinecontrole maar ook op het feit dat de verpleegde is
gewezen op zijn recht op een herhalingsonderzoek.

De beroepscommissie overweegt dat niet is gebleken is dat schriftelijk is vastgelegd dat klager de uitslag van de urinecontroles is medegedeeld en hij daarbij is gewezen op de mogelijkheid een herhalingsonderzoek te laten verrichten, zodat niet is
voldaan aan het vereiste van artikel 5, tweede lid, van de Regeling. Gelet hierop zal het beroep gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre worden vernietigd en het beklag in zoverre alsnog gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie ziet geen aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming aan klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr.drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven