Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4197/TA, 29 april 2016, beroep
Uitspraakdatum:29-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4197/TA

betreft: [klager] datum: 29 april 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.A. Schenk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 december 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 maart 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.A. Schenk, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], junior stafjurist, gehoord.
Als toehoorder was aanwezig mr. E.W. Bevaart, coördinator bij de afdeling rechtspraak van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de omstandigheid dat klager bij de urinecontroles op 17 augustus 2015 en op 19 augustus 2015 geen herhalingsonderzoek is aangeboden.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is niet gewezen op de mogelijkheid bij een positieve uitslag bij een urinecontrole een herhalingsonderzoek te laten verrichten. De
inrichting heeft eerder nagelaten dit mede te delen en toen is klager een financiële tegemoetkoming aangeboden. In één van de twee onderhavige gevallen is het herhalingsonderzoek zelfs nooit uitgevoerd. Klager wilde een herhalingsonderzoek aangezien
hij
het vreemd vond dat hij positief scoorde op THC, terwijl hij de dag ervoor nog een ‘schone’ urinecontrole had. Hij had zelf om die urinecontrole gevraagd omdat hij zich niet goed voelde. Klager snapt dat hij pas bij de mededeling van de uitslag wordt
gewezen op de mogelijkheid van een herhalingsonderzoek en niet al op het moment van de urinecontrole; hij is niet achterlijk. Klager heeft zijn klacht op 21 augustus 2015 ingediend. Op die dag waren de uitslagen van beide urinecontroles, één reguliere
en één op indicatie, binnen gekomen. De regelgeving is duidelijk. Als de verpleegde vraagt om de uitslag moet die worden meegedeeld en dient de verpleegde te worden gewezen op het recht op een herhalingsonderzoek en dit dient schriftelijk te worden
vastgelegd. Dit is niet gebeurd, waardoor de goede procesorde is geschonden. Dat klager volgens de beklagrechter goed op de hoogte is van de wet- en regelgeving wil niet zeggen dat hij dit ten tijde van de onderhavige urinecontroles ook was. Klager kan
ook niet altijd goed verwoorden wat hij wil zeggen. Hij is dan ook wel degelijk in zijn belangen geschaad. Hij verzoekt om een tegemoetkoming.
Klager heeft onlangs weer een klacht ingediend omdat hij niet is gewezen op het recht op een herhalingsonderzoek.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De inrichting leest artikel 5, tweede lid, van de Regeling urineonderzoek verpleegden aldus dat bij een positieve uitslag van een
urineonderzoek alleen die uitslag schriftelijk moet worden vastgelegd en niet tevens dat de verpleegde is gewezen op het recht op een herhalingsonderzoek. Klager heeft op 3 juli en 15 augustus 2015 geweigerd mee te werken aan de urinecontrole. De
uitslag van de urinecontrole van 19 augustus 2015 was negatief. Bij een negatieve uitslag hoeft de verpleegde niet te worden gewezen op de mogelijkheid van een herhalingsonderzoek. Op 21 augustus 2015 is de (positieve) uitslag van de urinecontrole van
17 augustus 2015 bekend geworden.
Volgens de sociotherapeut worden verpleegden altijd gewezen op de mogelijkheid een herhalingsonderzoek te laten verrichten. Het moment waarop dit gebeurt, lijkt het twistpunt, nu klager meent dat die mededeling op het moment van de urinecontrole gedaan
met worden.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 5, tweede lid, van de Regeling urineonderzoek verpleegden (de Regeling) wordt, indien het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen is geconstateerd (of wanneer de verpleegde daarom verzoekt) de uitslag van het onderzoek aan de
verpleegde bekend gemaakt. Hierbij wordt de verpleegde gewezen op het recht op een herhalingsonderzoek. Indien de mededeling mondeling wordt gedaan, legt het personeelslid dat, of de medewerker die, de mededeling heeft gedaan, schriftelijk vast dat en
wanneer de mededeling is gedaan.
Naar het oordeel van de beroepscommissie ziet de schriftelijk vast te leggen mededeling in deze bepaling niet alleen op de uitslag van de urinecontrole maar ook op het feit dat de verpleegde is gewezen op zijn recht op een herhalingsonderzoek.

Onweersproken is dat de uitslag van de urinecontrole van 19 augustus 2015 negatief was en derhalve geen gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen is geconstateerd. Gelet hierop bestond dan ook geen aanleiding klager te wijzen op de mogelijkheid van een
herhalingsonderzoek. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Voor wat betreft de positieve uitslag van de urinecontrole van 17 augustus 2015 overweegt de beroepscommissie dat niet gebleken is dat schriftelijk is vastgelegd dat klager de uitslag van de urinecontrole is medegedeeld en hij daarbij is gewezen op de
mogelijkheid een herhalingsonderzoek te laten verrichten. Ook overigens kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat klager is gewezen op de mogelijkheid een herhalingsonderzoek te laten verrichten, zodat niet is voldaan aan het vereiste van
artikel 5 van de Regeling. Gelet hierop zal het beroep in zoverre gegrond worden verklaard, zal de uitspraak van de beklagrechter in zoverre worden vernietigd en zal het beklag alsnog gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie ziet geen aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming aan klager, nu uit de stukken volgt dat naar aanleiding van klagers verzoek om een toxicologisch onderzoek in overleg met de psychiater is beslist de urine ook op andere
stoffen te onderzoeken en niet gebleken is van aanwijzingen dat de uitslag van de urinecontrole van 17 augustus 2015 niet zou kloppen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep, voor zover dat ziet op de urinecontrole van 19 augustus 2015, ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter in zoverre met wijziging van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor zover dat ziet op de urinecontrole van 17 augustus 2015 gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en drs. M.R. Daniel MPM, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 29 april 2016

secretaris voorzitter

Naar boven