Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1292/SGA, 19 april 2016, schorsing
Uitspraakdatum:19-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/1292/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 19 april 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Roermond.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 29 maart 2016, inhoudende de terugplaatsing van verzoeker vanuit het
plusprogramma naar het basisprogramma (degradatie) per 29 maart 2016.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 18 april 2016, alsmede van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie bij de locatie Roermond inhoudende dat het schorsingsverzoek als nieuwe klacht
zal
worden ingeschreven.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

De beroepscommissie heeft eerder bepaald dat de directeur bij beslissingen als de onderhavige een eigen belangenafweging dient te maken, waarbij hij niet kan volstaan met het vermelden van het ‘rode’ of ‘oranje’ gedrag van verzoeker maar daaromtrent
een
keuze dient te maken en dat gedrag dient af te wegen tegen het overige gedrag van klager, waaronder dus ook diens ‘groene’ gedrag. Die belangenafweging dient daarnaast ook kenbaar en toetsbaar te zijn voor verzoeker en in voorkomend geval voor de
beklagcommissie en de (voorzitter van) de beroepscommissie en er kan niet worden volstaan met een verwijzing naar het MDO-verslag en/of de mentor van verzoeker en naar het voorlopig oordeel van de voorzitter evenmin met de enkele mededeling dat die
belangenafweging heeft plaatsgevonden. Nu uit de mededeling van de beslissing onvoldoende blijkt van een dergelijke inhoudelijk kenbare en toetsbare belangenafweging terwijl de directeur daarnaast in die mededeling ook geen keuze heeft gemaakt tussen
‘rood’ of ‘oranje’ gedrag komt de bestreden beslissing voor schorsing in aanmerking. Het verzoek zal daarom worden toegewezen en de tenuitvoerlegging van de beslissing zal worden geschorst.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. J.W. Rijkers, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 19 april 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven