Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1316/JA, 12 september 2017, beroep
Uitspraakdatum:12-09-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

nummer:   17/1316/JA

 

betreft:     [Klager]                                                                             datum: 12 september 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj)) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.W.J. Faber, namens

 

[…], geboren op […], verder te noemen klager,

 

gericht tegen de uitspraak van 12 april 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij j.j.i. Juvaid te Groningen, voor zover daarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend (Ju 2016-000120),

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde j.j.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. C.W.J. Faber om het beroep schriftelijk toe te lichten.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

  1. De inhoud van de tegemoetkoming
    De beklagrechter heeft een tegemoetkoming van € 25,= toegekend vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de vermissing van twee Gucci riemen, twee Philipp Plein T-shirts met lange mouwen, een paar witte Gucci sportschoenen en een paar zwarte Prada schoenen, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
     

  2. De standpunten van klager en de directeur
    Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De tegemoetkoming is te gering omdat de waarde van de vermiste goederen wel degelijk is aangetoond c.q. op eenvoudige wijze is aan te tonen. Klager heeft onderzoek gedaan. Uit bijgaande overzichten kan de waarde van de vermiste goederen eenvoudig blijken. Klager heeft helaas niet de beschikking over de (originele) aankoopbonnen. Vanuit zijn detentie op de ITA is het voor hem nagenoeg onmogelijk om te trachten de aankoopbonnen te achterhalen, voor zover die nog beschikbaar zouden zijn. Het is aannemelijk dat uit de invoerlijsten zelf volgt of het om echte of namaak merkkleding gaat. De vermiste goederen betreffen echte merkkleding. Anders had er bij die goederen ‘op merk lijkend’ gestaan op de lijst. Betwist wordt dat klager er een financieel slaatje uit probeert te slaan. Op de kamer van een gewezen groepsgenoot is een van de vermiste Gucci riemen van klager aangetroffen. De directeur heeft niet gesteld noch is gebleken dat dit een namaak Gucci riem zou betreffen. Verzocht wordt om de geleden schade van € 2.510,= aan klager te vergoeden. Mocht de aangetroffen Gucci riem niet worden geretourneerd aan klager dan dient dit bedrag nog vermeerderd te worden met € 350,=, in totaal dan € 2.860,=.

    De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. Klager beschikt niet over (originele) aankoopbonnen. Ook is niet aangegeven waar en wanneer de stukken zijn gekocht. Geen bankafschrift is overgelegd waarop bijvoorbeeld een pinbetaling voor een kledingstuk staat. Ook is geen ondersteunend materiaal overgelegd als een bijsluiter waarop de garantie staat of een wasvoorschrift, hetgeen bij dure merken veelal wel aanwezig is. De bonnen zouden zijn vermist en/of gestolen? Klager kan derhalve het aankoopbedrag en - aankoopdatum, die van belang zijn voor de waardebepaling, niet aantonen. Hij heeft geen poging gedaan om nader onderzoek te doen naar de aankoopbonnen. Nepkleding heeft ook vaak een label met een merknaam in de kleding. Medewerkers van de j.j.i. hebben niet de kennis in huis om (goede) nep merkkleding van echte merkkleding te onderscheiden. Uit de invoerlijsten blijkt dat de kleding in 2013-2015 is ingevoerd. De kleding is dus oud. Dat klager op internet op zoek is gegaan naar aankoopbedragen zegt niets. Getoond wordt de prijs van nieuwe kledingstukken eind 2016. Uit onderzoek op internet volgt dat merkkleding voor verschillende prijzen met verschillende kortingen (sales) wordt aangeboden. Duidelijk is dat de waarde van de kleding niet op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld. Verwezen wordt naar RSJ 8 juni 2011, 11/811/JA en RSJ 16 november 2009, 09/1643/JA.

  3. De beoordeling
    Een tegemoetkoming wordt toegekend in verband met een door een klager ondervonden ongemak. Voor de vergoeding van een geleden schade staan andere wegen open. Daarbij valt te denken aan een verzoek aan de directeur van de inrichting om de schade te vergoeden of de gang naar de civiele rechter. Indien bij gegrond verklaarde klachten door de beklagrechter/beklagcommissie of de beroepscommissie over vermissing en/of beschadiging van voorwerpen die aan een jeugdige toebehoren de hoogte van de schade op eenvoudige wijze vastgesteld kan worden, ligt het voor de hand om op verzoek van klager tot een vergoeding van de schade te komen en deze dus mee te wegen bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming. Daarbij dient wel te worden opgemerkt dat indien de beroepscommissie een verzoek om schadevergoeding in het kader van de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk honoreert bij de vaststelling van de tegemoetkoming, de klager daarmee mogelijk het recht om een verzoek tot schadevergoeding aan de directeur van de inrichting te doen geheel of gedeeltelijk verspeelt.

    Zoals hierboven vermeld dient, indien in de beklag- of beroepsprocedure wordt verzocht schade te vergoeden, die schade op eenvoudige wijze kunnen worden vastgesteld. Klager heeft niet precies aangegeven welk type/model kledingstukken, riemen en schoenen hij mist. Hij heeft alleen de merknamen genoemd en uitdraaien van internetpagina’s verstrekt waaruit volgt dat bepaalde modellen van nieuwe kleding, schoenen en riemen met dezelfde merknamen bij bepaalde (internet)winkels op 15 oktober 2016 tegen een bepaalde waarde werden verkocht. Aankoopbonnen en/of afschriften van een bankrekening met betrekking tot de vermiste goederen zijn niet overgelegd. Ook heeft klager geen gegevens verstrekt over de ouderdom van de vermiste goederen. De hoogte van de door klager geleden schade kan hierdoor niet op eenvoudige wijze worden vastgesteld en schadevergoedingsaspecten kunnen in dit geval niet betrokken worden bij de beslissing.

    De beroepscommissie kan zich derhalve verenigen met het oordeel van de beklagrechter om klager enkel een tegemoetkoming voor het ondervonden ongemak toe te kennen van € 25,=. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
     

  4. De uitspraak
    De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, voor zover daartegen beroep is ingesteld, met deels wijziging van de gronden.

     

 

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter,

drs. W.A.Th. Bos en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op

12 september 2017.

 

 

 

                    

 

 

                     secretaris                                                    voorzitter

 

 

Naar boven