Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4367/GA, 12 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:12-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4367/GA

betreft: [klager] datum: 12 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Hullegie, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 december 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. E. Hullegie, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Arnhem. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg
gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde – betreft:
a. de beslissing tot degradatie van klager naar het basisprogramma (A2015-245);
b. de intrekking van het bezoek zonder toezicht voor de maand november (A2015-246).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager meent dat hij dubbel wordt gestraft voor het feit dat in zijn mond een usb-stick is gevonden. De directeur heeft aan klager zowel een
disciplinaire straf opgelegd als zijn bezoek zonder toezicht (bzt) afgewezen. Ook is klager direct teruggeplaatst naar het basisregime. Er is echter nooit komen vast te staan hoe klager aan de usb-stick is gekomen. Dat dit tijdens het familiebezoek zou
zijn gebeurd, kan dan ook niet worden vastgesteld. Klager wordt op basis van vermoedens gestraft. Overigens is klagers vrouw de toegang tot de inrichting niet geweigerd. De beslissingen van de directeur zijn disproportioneel. Zeker gelet op het feit
dat
klager reiniger was voordat dit vergrijp heeft plaatsgevonden. Klager heeft ook dit baantje verloren. Hiermee is geen rekening gehouden.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur verwijst naar de eerder overgelegde stukken. Reiniger is geen formeel baantje binnen de inrichting. Iemand die het goed doet, kan
hiervoor in aanmerking komen, maar het betekent niet dat men altijd reiniger kan blijven. Klager heeft na de vondst van de usb-stick gezegd dat hierop muziek en enkele foto’s stonden. Het bleek echter te gaan om pornografisch materiaal. De directeur
erkent dat in de schriftelijke mededeling van de degradatiebeslissing geen afweging is opgenomen van het overige gedrag van klager.

3. De beoordeling
a.
Op grond van artikel 1d van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) besluit de directeur over promotie en degradatie van een gedetineerde. Op grond van het derde lid van artikel 1d van de Regeling kan de
directeur besluiten tot degradatie indien de gedetineerde, die is gepromoveerd, op een van de onderdelen van goed gedrag verzaakt.

In de uitspraken RSJ 10 november 2014, 14/1918/GA en RSJ 16 maart 2015, 14/3222/GA heeft de beroepscommissie uitgemaakt dat de directeur bij zijn beslissing tot degradatie een afweging dient te maken. De grondslag voor degradatie vormt immers niet de
verstoring van de orde en veiligheid in de inrichting dan wel de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming zonder meer, zoals dat wel het geval is bij de disciplinaire straf en de ordemaatregel, maar de (mate van) verantwoordelijkheid die
de gedetineerde toont voor zijn eigen re-integratie. Niet elk ongewenst gedrag hoeft tevens in te houden dat klager niet meewerkt aan zijn re-integratie. Teneinde te voorkomen dat een gedetineerde op een incidentele gedraging wordt beoordeeld, dient de
directeur naast de feiten en omstandigheden van het ongewenste gedrag mee te wegen het structurele gedrag van de betrokken gedetineerde, waarin alle onderdelen van gedrag worden meegenomen. Vorenbedoelde belangenafweging dient, vanwege de ingrijpende
gevolgen van die beslissing voor de gedetineerde, maar ook vanwege de toetsbaarheid van die beslissing achteraf door de beklag- en de beroepscommissie, inzichtelijk te zijn en schriftelijk te worden vastgelegd.

Klager is bij beslissing van 16 oktober 2015 teruggeplaatst in het basisprogramma na de vondst van een usb-stick in klagers mond na familiebezoek. In de bestreden beslissing is vermeld dat klagers gedrag en motivatie zijn beoordeeld als “dit kan beter
gedrag (oranje) of ongewenst gedrag (rood)”, als gevolg waarvan niet duidelijk is of klagers gedrag is beoordeeld als ‘rood’ of ‘oranje’ gedrag. Voorts blijkt uit de schriftelijke mededeling van de degradatiebeslissing onvoldoende van een afweging van
alle onderdelen van klagers gedrag, waaronder ook goed gedrag. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing onvoldoende is gemotiveerd. Het beroep van klager zal daarom in zoverre gegrond worden verklaard. De uitspraak
van
de beklagcommissie zal op dit onderdeel worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager in aanmerking voor een tegemoetkoming. De
beroepscommissie stelt deze vast op € 30,=.

b.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie leiden. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft beklagonderdeel a gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij verklaart het beroep wat betreft beklagonderdeel b ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 12 mei 2016

secretaris voorzitter

Naar boven