Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/453/SGA, 23 februari 2016, schorsing
Uitspraakdatum:23-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/453/SGA
Betreft : [klager] datum: 23 februari 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. N. Bertrand, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 11 februari 2016, inhoudende de oplegging van een aantal
toezichtmaatregelen in het kader van verzoekers plaats en status op de lijst van gedetineerden met een vlucht- / maatschappelijk risico (GVM-lijst), ingaande op 11 februari 2016 en eindigende op 11 maart 2016.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 12 februari 2016, van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 15 februari 2016, van de door verzoeker gegeven aanvulling op het door zijn raadsman ingediende
schorsingsverzoek,
van de door de directeur gegeven reactie op genoemde aanvulling alsmede van de door verzoekers raadsman naar aanleiding van de laatste reactie van de directeur gegeven nadere toelichting.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Bij beslissingen als de onderhavige dient sprake te zijn van een noodzaak om de maatregelen op te leggen, van een kenbare belangenafweging en van een maandelijkse toetsing of de maatregelen dienen voort te duren. Indien aan deze criteria niet of niet
volledig is voldaan is er in beginsel aanleiding voor een toewijzing van het verzoek.

In de onderhavige zaak is de voorzitter uit de stukken en voor zover hier van belang ambtshalve het volgende bekend.

Aan verzoeker zijn met ingang van 7 mei 2015 opeenvolgende toezichtmaatregelen opgelegd in het kader van verzoekers plaats en status op de lijst van gedetineerden met een vlucht- / maatschappelijk risico (GVM-lijst). Verzoeker heeft telkens en met
wisselend resultaat tegen de betreffende beslissingen beklag ingesteld en schorsing van de tenuitvoerlegging verzocht.

Bij beslissing van 25 januari 2016, met kenmerk 16/140/SGA, is de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van 31 december 2015, geschorst omdat niet bleek van de voorgeschreven belangenafweging.

Op 25 januari 2016 heeft de beklagcommissie bij de P.I. Vught het beklag van verzoeker tegen de reeds geschorste beslissing van 31 december 2015 gegrond verklaard en de directeur opgedragen een nieuwe beslissing te nemen.

Naar aanleiding van genoemde beslissing van de voorzitter van 25 januari 2016 waarbij de beslissing van de directeur van 31 december 2015 werd geschorst, heeft de directeur op 26 januari 2016 een nieuwe beslissing genomen. Van de tenuitvoerlegging van
deze beslissing heeft verzoeker schorsing verzocht. Bij beslissing van 9 februari 2016, met kenmerk 16/318/SGA, is de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van 26 januari 2016 geschorst omdat niet naar voren was gekomen dat sprake was
van
concreet geactualiseerde informatie op grond waarvan de directeur zijn beslissing had gebaseerd, onder welke omstandigheden naar het oordeel van de voorzitter geen sprake was van een zorgvuldig genomen beslissing en weshalve die beslissing als
onredelijk en onbillijk moest worden beoordeeld. Bij de thans bestreden beslissing heeft de directeur een nieuwe beslissing genomen en andermaal een aantal toezichtmaatregelen opgelegd, ingaande op 11 februari 2016 en eindigende op 11 maart 2016. Van
de
tenuitvoerlegging van deze beslissing wordt thans om schorsing verzocht.

De directeur heeft de door hem opgelegde toezichtmaatregelen gebaseerd op de inhoud van de Griprapporten van 31 juli 2015, 17 november 2015 en 10 december 2015, op een uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 december 2015 waarbij de vordering van
verzoeker om hem van de GVM-lijst te verwijderen, werd afgewezen, en op het advies van het operationeel overleg dat plaats vond op 10 februari 2016 (nadat het operationeel overleg kennis had genomen van de door de raadsman op 25 januari 2016, bij
gelegenheid van de mondelinge behandeling van het beklag tegen de beslissing van 31 december 2015, overgelegde pleitnota, en van de informatie welke bij de voorzieningenrechter bekend was) om verzoeker te blijven monitoren op contacten met buiten en
geen bezoek zonder toezicht te staan.

De Grip-informatie is dragend voor de aangevochten beslissing en kan als volgt worden samengevat:
- in de periode mei-juli 2015 bestaan aanwijzingen dat verzoeker contacten onderhoudt met jonge vrouwen en informatie over hen doorspeelt aan een medegedetineerde. Het GRIP sluit niet uit dat verzoeker de vrouwen voor criminele activiteiten wil
gebruiken. (GRIP- rapport 31 juli 2015 )
- in de periode juli - 17 november 2015 is deze situatie nog actueel. Op 28 september 2015 bleek dat een medegedetineerde van verzoeker in de PI Zoetermeer aangaf dat verzoeker hem had benaderd voor het plegen van een overval en een aanslag. (
GRIP-rapporten 17-11-2015 en 10-12-2015) Hierop werd verzoeker direct overgeplaatst.
- In september 2015 heeft de TCI Eenheid Den Haag informatie verstrekt dat verzoeker twee zusters van zijn ex-vriendin wilde laten mishandelen.

Verzoeker heeft de inhoud en juistheid van de verstrekte GRIP-informatie gemotiveerd betwist. Uit de verstrekte informatie en ook overigens blijkt niet in of en zo ja in hoeverre deze informatie is getoetst op betrouwbaarheid, juistheid en
actualiteit.
Een dergelijke toetsing blijkt evenmin uit de aanvullende informatie van de directeur van 15 februari 2016. De beslissing van het operationeel overleg van 11 november 2015 en de uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 december 2015 kunnen niet
als
een zodanige toetsing gelden.

Hoewel begrijpelijk is de wens van de directeur om - in geval van signalen zoals ten aanzien van verzoeker zijn binnengekomen - een maatschappelijk verantwoorde tenuitvoerlegging van de detentie van verzoeker zoveel mogelijk te waarborgen is - mede
gelet op het zwaarwegende karakter van de maatregelen die hij daartoe jegens verzoeker neemt - van belang dat de betrouwbaarheid, juistheid en actualiteit van die signalen zoveel mogelijk worden onderzocht en onderbouwd. Nu van een dergelijk
onderzoek
en onderbouwing niet blijkt, is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter de beslissing van de directeur van 11 februari 2016 niet voldoende zorgvuldig voorbereid en moet deze beslissing om die reden als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
Om
die reden dient het verzoek tot schorsing te worden toegewezen.

Eventuele formele tekortkomingen in de wijze van tot stand komen van de beslissing behoeven gelet op het vorenstaande geen bespreking.

Dit alles leidt de voorzitter tot het volgende oordeel.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. J.W. Rijkers, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 23 februari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven