Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0591/TA, 17 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:17-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/591/TA

betreft: [klager] datum: 17 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 februari 2016 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 mei 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], hoofd
behandeling, en [...], juridisch medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft:
a. het te laat uitreiken van medicatie op 21 september 2015;
b. het geen gelegenheid bieden op 22 september 2015 om de raadsvrouw te bellen;
c. het niet mogen bijwonen van de behandelplanbespreking in aanwezigheid van het hoofd behandeling en het niet ontvangen van het evaluatieverslag;
d. weigering van bezoek van klagers vriendin van 9 tot 24 november 2015;
e. het vanaf 27 november 2015 uitoefenen van toezicht op het bezoek van klagers vriendin wanneer zijn dochtertje aanwezig is.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel a van het beklag en het beklag voor het overige ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a: Klager had in zijn klacht ontvangen moeten worden. Verwezen wordt naar RSJ 12 juni 2008, 08/719/TA. Hij moet volgens het recept dagelijks één pil Metoprolol om 17.00 uur innemen vanwege hartritmestoornissen en een hoge bloeddruk, omdat hij anders
een
hartstilstand krijgt. Hij heeft op 21 september 2015 geen pil geweigerd. De hele afdeling zou om 18.00 uur medicatie uitgereikt hebben gekregen, maar klager niet, anders zou hij die hebben aangenomen. De dagrapportage is onjuist. Wellicht heeft men in
de drukte aangekruist dat klager medicatie is aangeboden zonder dat daarvan sprake was. Klager zou anders niet in beklag zijn gegaan. Klager zou graag de door de beklagcommissie ingewonnen informatie ontvangen, omdat op het recept 17.00 uur als
uitreikingstijdstip staat en klager tot op heden zijn medicatie om 17.00 uur ontvangt.
b: Klager is op 22 september 2015 op de eigen kamer afgezonderd en heeft bij elk koffie-/theemoment gevraagd om zijn vriendin en raadsvrouw te mogen bellen. Hem is toen gezegd dat hij om 20.00 uur een belmoment had om of zijn raadsvrouw of zijn
vriendin
te bellen. Klager heeft een dochtertje en heeft daarom zijn vriendin gebeld. Zijn vriendin heeft zijn raadsvrouw een app gestuurd met het verzoek klager te bellen. Zijn raadsvrouw heeft de inrichting gebeld en kreeg toen te horen dat het belmoment om
20.00 uur was. Klagers raadsvrouw heeft daarover een discussie met de staf gevoerd, omdat zij om 20.00 uur niet werkt, en heeft om een specifiek belmoment gevraagd. Na communicatie met het hoofd behandeling bleek het om een misverstand te gaan en kon
weer gebeld worden binnen kantooruren.
c: Klager heeft op grond van artikel 18 Bvt het recht de behandelplanbespreking bij te wonen en een afschrift te ontvangen van het evaluatieverslag teneinde schriftelijk commentaar te kunnen geven. Verwezen wordt naar RSJ 8 juni 2010, 10/0256/TA en
2.10
van de Memorie van toelichting bij de Bvt. Klager was niet aanwezig bij de bespreking op 11 september 2015 omdat vanwege de vakantie van het hoofd behandeling niets zou worden vastgelegd en de bespreking van het behandelplan na terugkomst van het hoofd
behandeling zou plaatsvinden. Klager is niet uitgenodigd door personeelslid G. die niet meer in de inrichting werkt. Klager is niet uitgenodigd voor de bespreking op 25 september 2015. Het is de vraag of de gevolgde procedure conform de wet is en of
wel
sprake kan zijn van een behandelplanbespreking buiten aanwezigheid van het hoofd behandeling. In ieder geval is dit niet juist in de richting van klager die op een afdeling voor zwakbegaafden is geplaatst. Klager heeft er veel stress van ondervonden.
Klager heeft niet het juiste evaluatieverslag ontvangen, maar een verslag van een bespreking van drie maanden geleden.
d: Klagers vriendin betwist uitdrukkelijk dat zij heeft gedreigd naar het personeel. Zij heeft enkel gezegd dat de inrichting gaat vernemen van de advocaat vanwege de gang van zaken. De overige uitlatingen die in de schriftelijke mededeling staan
vermeld heeft zij niet gedaan. Tijdens het herstelgesprek heeft het desbetreffende staflid toegegeven dat zij klagers vriendin verkeerd zou hebben verstaan of begrepen. Klager wilde direct een herstelgesprek, maar het heeft 15 dagen geduurd voordat het
herstelgesprek kon plaatsvinden omdat het niet lukte eerder een afspraak te maken met de maatschappelijk werker, het hoofd behandeling en een directielid.
e: Het toezicht is eigenlijk al opgelegd op 8 november 2015, omdat het bezoek van zijn vriendin en dochtertje toen moest worden beëindigd op het moment dat zijn vriendin op klagers kamer borstvoeding gaf waardoor haar bovenlijf ontbloot was en dit door
personeel is gezien. Daarna is discussie ontstaan waarom zijn vriendin een ontbloot bovenlijf had. Klager heeft nooit tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Hem is gezegd dat hij seks met zijn vriendin had in aanwezigheid van zijn dochtertje. Dat klopt
niet. Klager is het met de inrichting eens dat dit niet kan. Hij houdt van zijn dochter en zou dat nooit doen. Daar is ook geen noodzaak toe, omdat klagers vriendin ook zonder hun, thans 19 maanden oude, dochtertje op bezoek komt.
De maatregel duurt ten onrechte tot op heden voort. Er verblijven pedofielen op de afdeling en die vergeten soms dat hij bezoek met de deur open heeft. De inrichting wil in gesprek met klager en zijn vriendin; zij zelf willen dat ook omdat zij de deur
dicht willen hebben tijdens het bezoek. Tot op heden zijn zij echter niet voor een gesprek uitgenodigd ondanks dat de raadsvrouw ten behoeve van de behandelplanbespreking in februari 2016 dit heeft ingebracht.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a: Volgens de dagrapportage heeft klager de hem om 18.00 uur aangeboden medicatie geweigerd en de om 20.30 uur opnieuw aangeboden medicatie wel aangenomen.
b: Klager is niet gezegd dat hij alleen om 20.00 uur of zijn vriendin of zijn raadsvrouw mocht bellen. Op 20.00 uur is er een regulier belmoment, maar dat is niet het enige belmoment. Er is geen specifieke huisregel voor het bellen met een advocaat
tijdens afzondering. Klager wil vaak direct kunnen bellen. Voor het bellen binnen kantooruren buiten de in de huisregels opgenomen tijdstippen moet met de staf een belmoment afgesproken worden. Als iemand is afgezonderd moet daar contact over zijn. Er
zijn geen standaardtijden voor belcontacten tijdens afzondering. Er wordt nooit beslist dat een advocaat niet gebeld mag worden of alleen om 20.00 uur.
c: Klager was door personeelslid G. uitgenodigd voor de behandelplanbespreking op 11 september 2015. Klager wilde niet daarbij aanwezig zijn vanwege afwezigheid van het hoofd behandeling. Het hoofd behandeling is de leidinggevende van het
multidisciplinaire team, maar elk teamlid heeft zijn eigen inbreng. Met de psychiater is doorgenomen wat in de behandelplanbespreking aan de orde moest komen en dat is twee weken later nabesproken in de vergadering met het hoofd behandeling die op 25
september 2015 het behandelplan heeft vastgesteld, ‘de vergadering gehoord hebbende’. Volgens het hoofd behandeling is het evaluatieverslag van de bespreking van september 2015 eerst in concept en later in vastgestelde vorm aan klager aangeboden, maar
heeft klager deze beide keren niet in ontvangst willen nemen.
d: Het herstelgesprek was gericht op herstel van de relatie tussen klager, klagers vriendin en de inrichting, alsmede op de toekomst. Bewust is daarin niet de discussie aangegaan over wat wel en niet door klagers vriendin gezegd is. Niet is gezegd dat
klagers vriendin door een personeelslid verkeerd is verstaan of begrepen.
e: Klager gaf na de mededeling dat het bezoek beëindigd moest worden en het personeel naar zijn kamer liep aan dat zijn vriendin naakt was. Daarop is vijf minuten gewacht. Toen het personeel de kamer in wilde gaan had klagers vriendin een ontbloot
bovenlijf. Misschien gaf zij borstvoeding, maar er zijn verscheidene gesprekken gevoerd waarin wisselende uitspraken zijn gedaan, waaronder dat ze alleen seks hebben als hun dochtertje in de badkamer was of sliep. Daardoor is het vermoeden ontstaan dat
klager seks had met zijn vriendin in het bijzijn van zijn dochter en is op 27 november 2015 toezicht opgelegd. Voor opheffing van dit toezicht is een gesprek nodig. Eerder waren klager en zijn vriendin daartoe niet bereid, maar als dat nu anders is kan
een herstelgesprek voorbereid worden.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Hierbij is het volgende in aanmerking genomen.
Met betrekking tot a: Klager slikt dagelijks één pil Metoprolol, die hij volgens zijn verklaring steeds om 17.00 uur heeft ontvangen en bij de maaltijd van 17.15 uur innam. Vast staat dat hij op 21 september 2015 die pil om 20.30 uur heeft ontvangen.
De
beroepscommissie betrekt in haar oordeel dat deze vertraging bij een langwerkend, eenmaal daags in te nemen, middel nauwelijks gevolgen heeft. Derhalve kan, los van de vraag waardoor de pil later is ingenomen, geen sprake zijn van het niet betrachten
van de zorgplicht rond medicatieverstrekking waardoor klagers recht op medische verzorging zou zijn geschonden. Het beroep van klager op RSJ 12 juni 2008, 08/719/TA faalt, nu in die zaak sprake was van het niet tijdig verstrekken van een kortwerkend
medicijn (methylfenidaat) dat voor een goede werking strikt op tijd dient te worden ingenomen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot b: Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat hem na de – volgens de rapportage van de staf gedane – mededeling dat hij zijn advocaat mag bellen op een in overleg met de staf te overleggen tijdstip – zou zijn geweigerd om op 22
september 2015 met zijn raadsvrouw te bellen. Niet is gesteld of gebleken dat klager daadwerkelijk aan de vroege of late dienst heeft gevraagd om in overleg met de staf af te spreken op welk tijdstip hij zijn advocaat mocht bellen, alsmede dat dit zou
zijn geweigerd. Als klager een dergelijk verzoek zou hebben gedaan, is niet aannemelijk dat niet in de rapportage zou zijn opgenomen op welk afgesproken tijdstip klager met zijn raadsvrouw mocht bellen en of hij daarvan gebruik heeft gemaakt. In die
rapportage staat alleen vermeld dat de late dienst aan klager heeft gemeld dat hij die avond van 20.00 tot 20.15 uur een belmoment heeft en dat klager daarvan gebruik heeft gemaakt om zijn vriendin te bellen. In het licht daarvan is evenmin aannemelijk
te achten dat klager zou zijn gezegd dat hij op dat belmoment mocht bellen met ofwel zijn raadsvrouw ofwel zijn vriendin. De, overigens eerst ter zitting van de beroepscommissie naar voren gebrachte, verklaring dat klagers vriendin op 22 september 2015
de raadsvrouw heeft gevraagd klager te bellen overtuigt in dit verband dan ook niet. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot c: Het in artikel 18, eerste lid, Bvt neergelegde recht op jaarlijkse evaluatie van het behandelplan omvat, anders dan door klager is gesteld, geen recht van een verpleegde op aanwezigheid bij een behandelplanbespreking. Dat dit
recht
wel zou bestaan valt evenmin af te leiden uit RSJ 8 juni 2010, 10/0256/TA en 2.10 van de Memorie van toelichting bij de Bvt. Klager zal daarom in zoverre alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard in het beklag.
Artikel 20, vijfde lid, Bvt bepaalt dat het recht op kennisneming van het behandelplan en het evaluatieverslag tevens het recht op het ontvangen van een afschrift omvat. Gelet op de verklaringen van de inrichting is klagers stelling dat de inrichting
hem niet de juiste, maar oude evaluatieverslagen zou hebben willen geven niet aannemelijk. In het verweerschrift van 8 december 2015 heeft de inrichting immers aangegeven dat klager op 19 oktober 2015 de conceptversie niet in ontvangst heeft willen
nemen omdat volgens hem geen sprake van een behandelplanbespreking is geweest en dat de conceptversie daarom retour is gezonden naar de afdeling Behandelrapportage met de aantekening dat klager weigert het concept in ontvangst te nemen. Voorts is in
dat
verweerschrift gemeld dat klager op 20 oktober 2015 ook heeft geweigerd de definitieve versie in ontvangst te nemen waarna ook die stukken zijn teruggezonden naar de afdeling Behandelrapportage. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden
verklaard.

Met betrekking tot d: De beroepscommissie heeft geen aanleiding te twijfelen aan hetgeen over de uitlatingen van klagers vriendin na beëindiging van het bezoek op 9 november 2015 is opgenomen in de schriftelijke mededeling weigering bezoek. De enkele
stelling van klagers vriendin dat zij niet heeft gedreigd of heeft bedoeld te dreigen kan daaraan niet afdoen. Klagers stelling dat in het herstelgesprek door personeel zou zijn gezegd dat het personeel klagers vriendin verkeerd heeft verstaan of
begrepen, is niet aannemelijk nu door de inrichting wordt betwist dat dit in herstelgesprek zou zijn gezegd. De beroepscommissie kan niet vaststellen om welke reden het herstelgesprek 15 dagen na het opleggen van de bezoekweigering heeft
plaatsgevonden,
maar acht een dergelijke termijn in principe niet onredelijk lang. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot e: De beroepscommissie acht het niet onredelijk dat de inrichting het bezoek van klagers vriendin in aanwezigheid van hun dochter in die zin heeft beperkt dat de deur van klagers kamer op een kier geopend moet zijn vanwege het
ontstane vermoeden van seksueel contact, gelet op hetgeen zich op 8 november 2015 bij beëindiging van het bezoek heeft voorgedaan en hetgeen volgens de inrichting nadien in gesprekken door klager is verklaard over het hebben van seksueel contact met
zijn vriendin. Evenmin kan het stellen van de voorwaarde van een herstelgesprek alvorens het toezicht kan worden opgeheven onredelijk worden geacht, waarbij de beroepscommissie ervanuit gaat dat zo een herstelgesprek niet op de lange baan is of wordt
geschoven. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van c voor zover dat beklag ziet op het niet bijwonen van een behandelplanbespreking en verklaart klager in zoverre alsnog niet-ontvankelijk in het beklag.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt, voor zover in beroep aan de orde, de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. C.W. van der Meer en mr. Drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 17 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven