Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0481/GB, 2 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:02-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/481/GB

Betreft: [klager] datum: 2 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. Maat, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 februari 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door mr. A.S.E. Evelo, op 12 april 2016 door twee leden van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 25 oktober 2011 gedetineerd. Hij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting van de locatie Roermond. Vanuit deze inrichting is hij op 18 september 2015 geselecteerd voor deelname aan een p.p. Het p.p. is aangevangen op 22
september 2015. Klager is toen administratief ondergebracht bij de penitentiaire inrichting administratief (PIA) Roermond. Op 15 januari 2016 is beslist tot beëindiging van klagers deelname aan het p.p. Op die dag is klager als passant ingesloten in
het
huis van bewaring van de locatie Roermond en op 18 januari 2016 is klager teruggeplaatst in de gevangenis van de locatie Roermond.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Er is geen sprake van een zorgvuldige belangenafweging. Klager is lang, bijna vier en een half jaar, gedetineerd. Zijn resocialisatie is van groot belang. De beëindiging van zijn p.p. heeft extreem negatieve gevolgen. Klager had met veel moeite een
baan
gevonden en hij heeft zich daarvoor 100% ingezet. Zijn werkgever is tevreden en hij heeft klager een fulltime baan in het vooruitzicht gesteld. Tijdens het p.p. werkte klager 26 uur per week. Een baan is een belangrijke factor voor recidivebeperking.
Ook kan klager aan zijn financiële verplichting voldoen. Klager heeft namelijk een schikkingsovereenkomst getroffen met de Staat. Hij moet zes jaar lang € 20.000,= betalen aan de Staat. Ook hiervoor is een baan van essentieel belang. Klager loopt nu
het
risico zijn baan kwijt te raken. Het p.p. is beëindigd en klager is ingesloten mede wegens vluchtgevaar, maar hiervan is geen sprake. Klager is nimmer gevlucht uit detentie en er is geen executie-indicator. Klager wil zijn p.p. zo snel mogelijk
hervatten.
Met betrekking tot het incident merkt klager op dat hij enkele minuten in een auto heeft gezeten. Hem treft geen verwijt. Er is geen sprake van heling op grote schaal, zoals uit de dagvaarding blijkt. Er zijn kennissen bij klager op bezoek gekomen.
Deze
kennissen zijn collega’s van klager met wie hij carpoolt. Klager kent hen ook uit detentie. Aan klager is gevraagd of hij een auto kon parkeren, waarna zij deze later weer zouden ophalen. Klager twijfelde even, want hij was met zijn vrouw thuis aan het
koken. Hij wilde eigenlijk thuisblijven. Klager heeft de auto in een parkeergarage in het centrum van Breda gezet. Hij wist niet dat het een gestolen auto betrof. Toen klager werd aangehouden, heeft hij alles verteld aan de politie. Die kennissen
hebben
ook verklaringen afgelegd bij de politie. Klager vindt het wrang dat deze kennissen niet vastzitten. Er is sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Klager heeft verkeerde personen in vertrouwen genomen. Klager gaat er vanuit dat hij op
de zitting van 21 april 2016 zal worden vrijgesproken. De einddatum van de detentie is 5 augustus 2016. De uitspraak van de politierechter zal worden nagestuurd.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 11 januari 2016 – tijdens zijn p.p. – aangehouden door de politie en in verzekering gesteld vanwege verdenking van heling. Enkele dagen later, op 14 januari 2016, is klager heengezonden. Op verzoek van de officier van justitie is klager in
een gesloten regime geplaatst. De nieuwe strafzaak wordt behandeld op 21 april 2016. Gelet op het feit dat klager wordt vervolgd, is sprake van een ernstige verdenking en een (mogelijke) overtreding van de algemene voorwaarde aan het p.p., namelijk de
voorwaarde dat betrokkene zich niet schuldig maakt aan een nieuw strafbaar feit. Het staat niet vast dat de nieuwe zaak daadwerkelijk zal worden geseponeerd. Dit maakt dat het stopzetten van het p.p. een passende be-slissing is gelet op de
gebeurtenissen. Het feit dat nog niet onomstotelijk vaststaat dat klager schuldig is bevonden aan heling, doet hier niets aan af.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. Artikel 9, eerste lid, van de Pm houdt in dat aan een beslissing een gedetineerde in de gelegenheid te stellen deel te nemen aan een p.p., behoudens nader door de directeur te stellen bijzondere voorwaarden, de volgende algemene voorwaarden
worden verbonden: “ a. dat de deelnemer aan het penitentiair programma zich gedraagt overeenkomstig de aanwijzingen van degene die is belast met diens begeleiding en toezicht en aan hem alle verlangde inlichtingen zal verschaffen; b. dat hij tevoren
melding doet aan de directeur van een verandering van betrekking of woonplaats en; c. dat hij zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit”.

4.3. Uit het advies van 15 januari 2016 van de PIA Roermond blijkt dat klager op 11 januari 2016 in een gestolen auto werd aangetroffen. De politie brengt klager in verband met een heling op grote schaal. Zij heeft klager in verzekering gesteld
vanwege verdenking van heling. Hij is vervolgens heengezonden met een dagvaarding. Gezien het vorenstaande kan de op de onder 3.2. genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen
– niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Dat niet in rechte vaststaat dat klager zich heeft schuldig gemaakt aan een nieuw strafbaar feit, maakt dit oordeel op dit moment niet anders. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in
tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 2 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven