Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0530/TA, 22 april 2016, beroep
Uitspraakdatum:22-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/530/TA

betreft: [klager] datum: 22 april 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de uitspraak van 10 februari 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting, betreffende de weigering rookwaar in te voeren op 19 juli 2015,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman mr. N. Hendriksen om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
Klagers raadsman heeft verzocht om het beroep ter zitting mondeling toe te kunnen lichten. Nu de beroepscommissie zich voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, wijst zij dit verzoek af.

Klager stelt in zijn beroepsschrift de trage afhandeling van zijn klacht aan de kaak. Artikel 65, eerste lid, van de Bvt bepaalt dat de beklagrechter binnen een termijn van vier weken uitspraak doet, welke termijn in bijzondere omstandigheden met ten
hoogste vier weken kan worden verlengd. Klager heeft op 20 juli 2015 beklag ingediend, is op 11 januari 2016 gehoord. Op 10 februari 2016 heeft de beklagrechter uitspraak gedaan.

De beroepscommissie overweegt dat de wetgever geen rechtsgevolgen aan overschrijding van de in artikel 65, eerste lid, van de Bvt vermelde termijn heeft verbonden, maar benadrukt dat de wettelijke termijnen in acht dienen te worden genomen.

Aansluitend bij RSJ 31 augustus 2012, 12/1064/GA, is de beroepscommissie van oordeel dat de inrichting op goede gronden in het belang van de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting als bedoeld in artikel 44, tweede lid, van de Bvt de
invoer van goederen en artikelen die tevens verkrijgbaar zijn in de inrichtingswinkel niet toestaat. Een ten onrechte verleende toestemming maakt dat niet anders.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met deels aanvulling en wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr.drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 april 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven