Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0323/GA, 31 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/323/GA

Betreft: [klager] datum: 31 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.G. Eckhardt, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 januari 2016 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 maart 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.G. Eckhardt, en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC
Scheveningen, [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 29 januari 2016, inhoudende
dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het ten aanzien van klager toepassen van a-dwangbehandeling is niet noodzakelijk. Klager betwist dat hij een psychiatrische stoornis heeft. Voorts is er geen sprake van acuut gevaar dan wel van een
gevaar dat zich binnen een redelijke termijn zou kunnen manifesteren. A-dwangbehandeling is een uiterst middel en dient derhalve met terughoudendheid te worden toegepast. Klagers situatie rechtvaardigt geen dwangbehandeling. Hij heeft in het verleden
maatschappelijk goed gefunctioneerd zonder behandeling. Onvoldoende is gebleken welke minder bezwarende middelen zijn aangewend om het gevaar dat de vermeende stoornis van de geestvermogens klager zou doen veroorzaken weg te nemen en welke bijwerkingen
de behandeling met zich meebrengt. Bovendien heeft de directeur niet de verklaring van de onafhankelijk psychiater overgelegd. Hierdoor voldoet de beslissing niet aan de eisen van de wet. Dit gebrek kan na de zitting niet meer worden hersteld.
Overigens
verblijft klager vanaf 18 februari 2016 tot vermoedelijk 25 maart 2016 in het Pieter Baan Centrum. Er is nooit daadwerkelijk a-dwangbehandeling toegepast omdat de schorsingsvoorzitter de bestreden beslissing heeft geschorst.
Klager heeft ter zitting meegedeeld dat hij in het PPC is gepest en geprovoceerd. Hij is niet gevaarlijk of agressief. Zonder reden heeft hij twintig dagen in afzondering verbleven; in de afzonderingscel was geen toilet (alleen een gat in de grond)
aanwezig en gedurende zijn afzondering moest hij een scheurhemd aan. Hij heeft dit als een psychologische marteling ervaren.

De directeur heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Volgens de psychiater is toepassing van a-dwangbehandeling ten aanzien van klager noodzakelijk. Klager heeft zich in de inrichting agressief gedragen. Er is sprake van gevaar voor
anderen,
welke gevaar voortkomt uit klagers stoornis. Klager weigert vrijwillige medicatie-inname. In de bestreden beslissing is vermeld welke minder bezwarende middelen zijn aangewend. De behandelend psychiater heeft aan klager het beoogde effect en de
eventuele bijwerkingen van de medicatie uitgelegd. De beslissing voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid.
Ter zitting heeft de directeur desgevraagd meegedeeld dat hij heeft geconstateerd dat de verklaring van de onafhankelijk psychiater niet bij de toegezonden stukken zit, terwijl hij dacht dat hij die wel had laten toesturen. De directeur verzoekt deze
verklaring na de zitting alsnog te mogen toesturen. Voorts heeft de directeur meegedeeld dat de verklaring van de behandelend psychiater tevens kan worden gezien als een uittreksel van het behandelplan.

3. De beoordeling
De directeur heeft de beslissing om ten aanzien van klager a-dwangbehandeling toe te passen op 29 januari 2016 genomen. Bij uitspraak van 8 februari 2016 heeft de schorsingsvoorzitter de bestreden beslissing geschorst. Aan de beslissing van 29 januari
2016 is geen uitvoering gegeven, zo is door en namens klager ter zitting verklaard en door de directeur niet weersproken.

De beroepscommissie overweegt dat ingevolge artikel 46c, aanhef en onder a, van de Pbw in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw a-dwangbehandeling alleen kan plaatsvinden als hierin is voorzien in het behandelplan. Ter zitting heeft
de directeur meegedeeld dat de verklaring van de behandelend psychiater tevens gezien kan worden als een uittreksel van het behandelplan. De beroepscommissie deelt deze visie van de directeur niet (vgl. RSJ 26 januari 2016, 15/3558/GA). Nu geen
(uittreksel van het) behandelplan is overgelegd en in de overige stukken (waaronder de verklaring van de behandelend psychiater) niet staat dat in klagers behandelplan is voorzien in de mogelijkheid om, indien noodzakelijk, ten aanzien van klager
a-dwangbehandeling (met medicatie) toe te passen, kan niet worden vastgesteld dat de bestreden beslissing tot toepassing van a-dwangbehandeling haar grondslag vindt in het behandelplan. Daardoor staat niet vast dat de bestreden beslissing voldoet aan
de
wet, meer in het bijzonder aan de dwingende bepalingen van artikel 46c, aanhef en onder a, van de Pbw in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw.

Bovendien is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw. Ingevolge dat artikel dient ten behoeve van een beslissing tot a-dwangbehandeling te worden overgelegd een verklaring van de behandelend psychiater alsmede een
verklaring
van een psychiater die de gedetineerde met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht maar niet bij diens behandeling betrokken was. In dit geval heeft de directeur enkel de verklaring van de behandelend psychiater overgelegd; een verklaring van een
psychiater die klager met het oog op de a-dwangbehandeling heeft onderzocht maar niet bij klagers behandeling betrokken was (hierna: de tweede psychiater) is niet overgelegd. De directeur heeft ter zitting verzocht de ontbrekende verklaring van de
tweede psychiater na de zitting alsnog te mogen toesturen. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu het de directeur bekend is dat de verklaring van de tweede psychiater onderdeel dient uit te maken van de processtukken en de directeur tot en met
de
zitting – na de zitting sluit de beroepscommissie in beginsel, zo ook in dit geval, de behandeling van de zaak – de gelegenheid heeft gehad om zijn verzuim te herstellen, maar dit heeft nagelaten.

Om bovenstaande redenen zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren en de bestreden beslissing van de directeur vernietigen. Nu geen uitvoering aan de bestreden beslissing is gegeven ziet de beroepscommissie geen aanleiding klager een
tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing van de directeur. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 31 maart 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven