nummer: 15/3636/TA
betreft: [klager] datum: 2 maart 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen de uitspraak van 22 oktober 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting, betreffende de weigering van de inrichting om over te gaan tot resocialisatie van klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman mr. J.C. de Goeij om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De beoordeling
Klager verbleef ten tijde van het verzenden van de uitspraak van de beklagrechter in het Pieter Baan Centrum. Nu niet vast is komen staan op welke datum klager de uitspraak heeft ontvangen, staat niet vast dat klager het beroep te laat zou hebben
ingediend. De beroepscommissie zal klager ontvangen in het beroep.
Namens het hoofd van de inrichting is aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk is in het door hem ingediende beroep, omdat hij zijn beroepschrift niet met redenen heeft omkleed.
De beroepscommissie overweegt dat de Bvt weliswaar voorschrijft dat de gronden voor het beroep moeten worden aangevoerd, maar verbindt aan het ontbreken ervan geen niet-ontvankelijkheid als het gaat om door een klager ingediend beroep. Volgens vaste
rechtspraak van de GA-beroepscommissie, onder meer RSJ 29 juni 2011, 11/293/GA, welke vaste rechtspraak door de onderhavige beroepscommissie wordt gevolgd, blijft de niet-ontvankelijkheid beperkt tot de gevallen waarin een advocaat of een directeur,
ondanks een verzoek de gronden voor het beroep alsnog te geven, dit niet doet bij door hem ingediende beroepen. Aan klagers advocaat, die zich later heeft gesteld, is door het secretariaat van de Raad niet expliciet verzocht om het beroep alsnog van
gronden te voorzien en enkel meegedeeld in een schrijven van 7 januari 2016 dat de advocaat het beroep binnen tien dagen kon toelichten.
De beroepscommissie zal het uitblijven van een reactie van de advocaat niet ten nadele van klager laten wegen en hem in het beroep ontvangen.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Zij zal derhalve het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen.
2. De uitspraak
De beroepscommissie ontvangt klager in het beroep, maar verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr.drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 2 maart 2016.
secretaris voorzitter