Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0615/GA, 8 augustus 2017, beroep
Uitspraakdatum:08-08-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:            17/615/GA

 

betreft:               [klager]                datum: 8 augustus 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn,

gericht tegen een uitspraak van 22 februari 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de p.i. Groot Alphen, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 juli 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Groot Alphen. 

Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.            De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel (2016/467).

De beklagrechter heeft het beklag (gedeeltelijk) gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en een tegemoetkoming toegekend van € 50,=.

 

2.            De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Klager heeft een grote hoeveelheid softdrugs ingevoerd met een totaalgewicht van 14,66 gram. De directeur heeft klager met inachtneming van de Landelijke Sanctiekaart 2016 disciplinair gestraft. Softdrugs in een hoeveelheid van meer dan 5 gram wordt als handelshoeveelheid gezien. De directeur heeft de bevoegdheid binnen het kader van de Landelijke Sanctiekaart zelfstandig de uiteindelijke strafmaat te bepalen en legt de lat voor een handelshoeveelheid wat hoger, bij 10 gram.

De beklagrechter heeft echter aansluiting gezocht bij het oude sanctiebeleid van de p.i. en is hiermee “op de stoel van de directeur gaan zitten”. Klager heeft toegegeven dat hij softdrugs had. Met de tegemoetkoming van € 50,= wordt een verkeerd signaal afgegeven aan klager.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

 

3.            De beoordeling

De beroepscommissie is van oordeel dat het tot de discretionaire bevoegdheid van de directeur behoort de hoogte van een disciplinaire straf te bepalen. De beklagcommissie c.q. beklagrechter dient de hoogte van de opgelegde straf marginaal te toetsen. Alleen daar waar de directeur in redelijkheid niet tot de opgelegde disciplinaire straf heeft kunnen beslissen, dient de beklagcommissie c.q. beklagrechter in te grijpen (zie bijvoorbeeld RSJ 10 juni 2016, 16/0665/GA ).

Gelet op hetgeen uit het schriftelijk verslag van 3 november 2016, de uitslagformulieren van de drugstesten en het verhandelde ter zitting naar voren is gekomen, heeft de directeur in redelijkheid kunnen beslissen tot de opgelegde disciplinaire straf. Het beroep van de directeur zal dan ook gegrond worden verklaard.

 

4.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, U.P. Burke en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 8 augustus 2017.

 

                secretaris            voorzitter
 

Naar boven