Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3839/GB, 24 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:24-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3839/GB

betreft: [klager] datum: 24 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. de Vries, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 november 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadslieden, mw. mr. B.L.M. Ficq en mr. J. de Vries, op 15 januari 2016 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als preventief gehechte in de extra beveiligde inrichting (EBI) te Vught.

2. De feiten
Klager is sedert 24 januari 2013 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Zoetermeer.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen als volgt toegelicht.
Sinds de plaatsing van klager in de EBI is er geen nieuwe informatie bijgekomen. Klager is op basis van een bij hem aangetroffen tekening als vluchtgevaarlijk aangemerkt. Omdat dit voor klager en zijn raadsvrouw erg vreemd over kwam heeft de raadsvrouw
om een gesprek gevraagd met de selectiefunctionaris. Daarbij is toen aangegeven dat de raadsvrouw vaker op deze wijze - middels tekeningen - met haar cliënten en ook met klager communiceert. De raadsvrouw verwijst naar het voorval met het afluisteren
van gesprekken tussen gedetineerden en hun raadslieden in de locatie Zoetermeer. Ze is altijd beducht om zich tijdens de gesprekken vrijelijk te uiten. Daarnaast is het zo dat de raadsvrouw denkt en communiceert in beelden. De raadsvrouw toont een
schrift met daarin haar aantekeningen van gesprekken met cliënten, waaruit moet blijken dat zij grafisch is ingesteld en beelden gebruikt bij de communicatie met haar cliënten.

Van een drietal pagina’s zijn door de secretaris foto’s gemaakt, welke foto’s als bijlage bij het op te maken verslag zijn gevoegd.

De uitleg omtrent de tekening op grond waarvan klager is overgeplaatst naar de EBI, is een willekeurige uitleg. De raadsvrouw kan niet aangeven waarvoor die tekening indertijd is gebruikt of van welke locatie de tekening is, maar de kans is zeer groot
dat het er een is van de vele die door haar en haar cliënt zijn gebruikt in de voorbereiding van klagers strafzaak. Klager is absoluut niet vluchtgevaarlijk. Klager heeft van de directeur van de EBI te horen gekregen dat deze zich niet zou verzetten
tegen een beëindiging van klagers plaatsing in de EBI. Klager heeft met zijn casemanager gesproken in de EBI maar die ging meteen uit van zaken zoals die stonden in de oude rapporten. Zij heeft tegenover klager aangegeven dat zijzelf de betreffende
tekening nooit gezien had maar dat zij die ook niet hoefde te zien. Klager heeft tegenover haar nooit verklaard te weten waarvan de tekening was of dat deze de Bunker betreft. Hij heeft tegen haar slechts gezegd dat justitie er vanuit zou gaan dat het
om een tekening ging van de locatie Zoetermeer of van de Bunker in Amsterdam. Klager is van mening dat er onvoldoende sprake is van een extreem vluchtgevaar en dus ook geen sprake van een grond voor verlenging van de EBI-plaatsing. Voor zover
aangenomen
wordt dat klager zou beschikken over voldoende geld of middelen om een ontvluchting te kunnen realiseren merkt de raadsvouw op dat klager wordt bijgestaan op pro deo-basis. Klager beschikt niet over dergelijke middelen. Klager wordt in de EBI gedurende
24 uur per dag in de gaten gehouden. Hij heeft het daar moeilijk mee. Hij is blij dat zijn vader hem kort geleden voor het eerst heeft kunnen bezoeken.

3.2. In het selectievoorstel van de directeur van de EBI is aangegeven dat uit de ten tijde van klagers plaatsing in de EBI beschikbare informatie bleek dat klager moet worden gekwalificeerd als vluchtgevaarlijk. Hij verbleef in de locatie
Zoeteremeer. Bij gelegenheid van een celinspectie aldaar op 23 april 2015 is onder zijn matras een getekende plattegrond aangetroffen. Het zou daarbij gaan om een situatietekening van heet buitenterrein van de locatie Zoetermeer met opstelplaatsen en
rijrichtingen van transporten. Klager s heeft eerder in de EBI verbleven naar aanleiding van politie-informatie waaruit bleek dat er sprake was van concrete plannen om hem, al dan niet met geweld en hulp van buitenaf, te helpen ontvluchten uit de
penitentiaire inrichting (p.i.) Amsterdam Over-Amstel. Daar waren toen briefjes en instructietekeningen aangetroffen. Van die tekeningen is vastgesteld dat het hierbij vermoedelijk om een situatieschets van de p.i. Amsterdam Over-Amstel betrof. Omdat
klager kon beschikken over geld, macht en middelen om een ontvluchting te (laten) organiseren is toen voorgesteld hem te plaatsen in de EBI. De directeur acht genoemde informatie voldoende actueel om te adviseren tot een verlenging van klagers verblijf
in de EBI

3.3. De selectiefunctionaris die klager op 29 oktober 2015 in de EBI heeft gesproken in het kader van het voorstel tot verlenging van klagers verblijf in de EBI heeft
– zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang – het volgende bericht.
Klager heeft, na met het advies omtrent de verlenging te zijn geconfronteerd, verklaard dat hij indertijd in Zoetermeer uitleg heeft gegeven over de betreffende tekening. Die tekening had met de behandeling van zijn strafzaak te maken. Indien die
tekening een ontvluchtingsplan zou inhouden, had hij hem wel kunnen laten verdwijnen. Klager kende de medegedetineerde [naam]. Hij kende hem met name vanuit detentie. Klager heeft verklaard nooit de bedoeling gehad te hebben om te ontvluchten. Klager
geeft aan een belang te hebben bij een goed verloop van zijn strafproces omdat hij verwacht te worden vrijgesproken. Klager heeft met de feiten waarvan hij wordt beschuldigd en waarvoor hij tot een levenslange gevangenisstraf is veroordeeld, niets te
maken. Het gaat niet zo goed met klager in de EBI. Hij heeft weinig bezoek van zijn familie omdat hij liever niet heeft dat deze hem komen bezoeken. Klager wil niet ontvluchten omdat hij dan schuldig zou lijken, wat niet het geval is.

3.4. De selectiefunctionaris heeft bericht dat met name de in de locatie Zoetermeer gevonden tekening onderwerp van gesprek is geweest voor de selectie adviescommissie van de EBI (SAC-EBI). Volgens de politie zou het het meest waarschijnlijk zijn
dat
de gevonden tekening een situatieschets van De Bunker in Amsterdam betreft. De medewerkers van de locatie Zoetermeer hebben aangegeven dat het een weergave zou betreffen van de buitensituatie van de locatie Zoetermeer. Klager ontkent beide lezingen
maar
kan niet verklaren wat met de afbeelding is bedoeld. In het selectieadvies van 10 november 2015 staat overigens vermeld dat .klager tegenover zijn casemanager zou hebben aangegeven dat het een situatieschets van De Bunker zou betreffen. Gelet op de
voortdurende onduidelijkheid van klager en zijn advocaat met betrekking tot de uitleg van de aangetroffen situatieschets, de voorgeschiedenis van klager, het kunnen beschikken over geld, macht en middelen om een ontvluchting, al dan niet met hulp van
buitenaf te organiseren, zijn recente veroordeling tot een levenslange gevangenisstraf wegens het plegen van zeer ernstige feiten is aan de selectiefunctionaris door de SAC-EBI geadviseerd klagers verblijf in de EBI te verlengen. Indien klager mocht
ontvluchten, is er sprake van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico, gelet op de zeer ernstige feiten waarvoor klager in eerste aanleg is veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Daarnaast zou er sprake zijn van het ontstaan van
maatschappelijke onrust en een ernstig geschokte rechtsorde, nog afgezien van de consequenties in de zin van de wijze waarop invulling zou worden gegeven aan een (gewelddadige) ontvluchting. Hoewel er in het afgelopen half jaar geen nieuwe feiten zijn
bijgekomen waaruit zou kunnen blijken dat klager voornemens is te ontvluchten, is de selectiefunctionaris van mening dat klagers verblijf in de EBI verlengd dient te worden.

3.5. De beoordeling
De EBI is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

3.6. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

3.7. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

3.8. De beroepscommissie overweegt het volgende.
De beroepscommissie heeft eerder, bij beslissing van 21 augustus 2015 (met kenmerk 15/1439/GB), het beroep van klager tegen zijn plaatsing in de EBI ongegrond verklaard. Daarbij heeft zij – onder meer – het volgende overwogen:
“(...)
De beroepscommissie is gelet op de aangetroffen tekening, in samenhang met klagers voorgeschiedenis en de zeer ernstige feiten waarvoor klager in eerste aanleg veroordeeld is, van oordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen stellen
dat in geval van een ontvluchting van klager sprake is van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico, maatschappelijke onrust en van een ernstig geschokte rechtsorde. Klager voldoet aldus aan de in artikel 6, onder b, van de Regeling genoemde
voorwaarde
voor plaatsing in een EBI. De beroepscommissie komt, de hiervoor genoemde omstandigheden tezamen en in onderling verband beziende, tot het oordeel dat de beslissing klager te plaatsen in de EBI niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
(...)”
Inmiddels is er, sinds klagers plaatsing in de EBI op 11 mei 2015, een aantal maanden verstreken. Tot heden is van de zijde van de selectiefunctionaris geen concrete nadere duiding gegeven kunnen worden aan de bij klager in zijn verblijfsruimte in de
locatie Zoetermeer aangetroffen tekening. Die nadere duiding is, naar het oordeel van de beroepscommissie, noodzakelijk om de voortduring van de vrees voor een ontvluchting te kunnen onderbouwen. Nu die vrees onvoldoende is onderbouwd, is er geen grond
voor een langer verblijf in een extra beveiligde inrichting. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de beslissing om klagers verblijf in de EBI te verlengen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, thans als onredelijk en onbillijk kan
worden aangemerkt. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard, de bestreden beslissing zal worden vernietigd en aan de selectiefunctionaris zal opdracht worden gegeven om binnen drie weken een nieuwe beslissing nemen, met inachtneming van deze
uitspraak.

3.9. De beroepscommissie zal bij afzonderlijke beslissing bepalen of en zo ja tot welke hoogte aan klager een financiële tegemoetkoming toekomt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van drie weken na ontvangst daarvan.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing, na de selectiefunctionaris te hebben gehoord, bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 februari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven