Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3457/GV, 25 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:25-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3457/GV

betreft: [klaagster] datum: 25 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.C. van Hoogmoed, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 15 oktober 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster alsmede haar raadsvrouw om haar beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht. Er is geen sprake van risico’s en de uitslagen van de urinecontroles zijn negatief. Klaagster heeft de reflector gemaakt, actief deelgenomen aan Puinruimen, Slachtoffer in beeld en Kies voor
verandering en ze is kandidaat voor Binnen beginnen. De reclassering verwacht dat klaagster zich aan de afspraken gaat houden. Niet is gebleken van enig concreet gevaar voor maatschappelijke onrust. De ernst van het delict kan geen zelfstandige grond
opleveren voor een afwijzing van het verzoek om algemeen verlof (RSJ 21 december 2012, 12/3062/GA). Er wordt gewezen op een oud reclasseringsrapport waarin gesteld werd dat het recidiverisico hoog was, maar inmiddels schat de reclassering het
recidiverisico als laag in. Deze reclasseringsrapportage wordt tevens genoemd in het Advies Vrijheden. De stellingname dat er een gevaar is voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten is niet onderbouwd.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd. Ten tijde van de zitting heeft de reclassering het recidiverisico als hoog ingeschat. Er zijn bijzondere voorwaarden
opgelegd
zoals het volgen van een ambulante behandeling, maar daarmee is nog geen aanvang gemaakt. Daardoor is volgens het Openbaar Ministerie nog steeds sprake van een hoog recidiverisico. Recentelijk heeft het Gerechtshof ten aanzien van een verzoek tot
schorsing aangegeven dat gezien de aard en ernst van de feiten er ook nu nog sprake is van een geschokte rechtsorde en dat vrijlating van klaagster zou leiden tot maatschappelijke onrust. Het verzoek om algemeen verlof wordt afgewezen op grond van de
impact van het gepleegde delict op de slachtoffers, het negatieve advies van het Openbaar Ministerie dat een zwaarwegend karakter kent omdat klaagster nog niet onherroepelijk is veroordeeld, het risico op maatschappelijke onrust en het feit dat nog
geen
aanvang is gemaakt met recidivevoorkomende interventies.
Op klaagsters verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Utrecht, locatie Nieuwersluis, heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, mits daaraan een meldplicht bij de politie als bijzondere voorwaarde wordt verbonden.
Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd in verband met een hoog recidiverisico.
De politie heeft positief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klaagster is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar waarvan twee jaar voorwaardelijk, met aftrek, wegens gekwalificeerde vermogensdelicten en opzettelijke vrijheidsberoving. Haar fictieve einddatum is gesteld op 11 juni 2016.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klaagsters eerste verlofaanvraag.

Door het Openbaar Ministere is negatief geadviseerd vanwege een hoog recidiverisico, waarvan nog steeds sprake is nu nog geen aanvang is gemaakt met behandeling van klaagster. Uit het recente reclasseringsrapport volgt echter dat het recidiverisico
wordt ingeschat als laag. Bovendien blijkt uit het advies van de Vrijheden Commissie dat klaagster inmiddels heeft deelgenomen aan onder meer de training Kies voor verandering en dat klaagster gaat deelnemen aan het programma Terugdringen Recidive.
Deze
informatie is ten onrechte niet meegewogen bij de beslissing van de Staatssecretaris op klaagsters verzoek om algemeen verlof.

Door de Staatssecretaris is verwezen naar de beslissing van het Gerechtshof - waarover de beroepscommissie overigens niet beschikt - op het door klaagster ingediende verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Dat het Gerechtshof nog gronden
voor
voorlopige hechtenis aanwezig acht, betekent nog niet dat betrokkene niet in aanmerking kan komen voor verlof. Deze beslissing vergt een eigenstandige afweging. De beroepscommissie constateert dat voor afwijzing van verlof op de grond dat dit tot
maatschappelijke onrust zal leiden onvoldoende feiten en omstandigheden zijn aangedragen.

Nu niet is gebleken van een hoog recidiverisico, onvoldoende is gemotiveerd waarop is gebaseerd dat een gevaar bestaat voor maatschappelijke onrust en voorts niet is onderzocht of eventuele risico’s niet kunnen worden ondervangen door het verbinden van
voorwaarden aan het verlof, is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing niet op goede gronden rust. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. De beroepscommissie draagt de
Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Zij kent klaagster geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 25 november 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven