Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4076/GB, 11 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:11-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/4076/GB

Betreft: [klager] datum: 11 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Wezepoel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 december 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager, gericht tegen de beslissing van 21 oktober 2015 tot afwijzing van een verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 11 februari 2013 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Sittard.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek afgewezen vanwege het veronderstelde “zeer hoge recidiverisico”, wat afgeleid zou zijn uit een reclasseringsrapport van 14
april 2014. Volgens klager is dit reclasseringsrapport gedateerd en destijds voor andere doeleinden opgesteld, ten behoeve van klagers strafzaak welke straf hij thans heeft uitgezeten. Het reclasseringsrapport is niet toegesneden op klagers actuele
situatie. Verwezen wordt naar RSJ 12 november 2013, 13/3171/GV. De beslissing van de selectiefunctionaris is derhalve onzorgvuldig tot stand gekomen. Klager is na een eenmalig incident – van bijna vier maanden geleden – teruggeplaatst in het rode
regime. Klager is hiermee zijn voorkeursbaantje en zijn plek op de luwteafdeling kwijtgeraakt. Tevens is zijn verlofaanvraag op basis van dit incident afgewezen. De strafzaak naar aanleiding van het incident bij Exodus is geseponeerd door het Openbaar
Ministerie (OM). Klager is inmiddels gepromoveerd naar het groene regime, hij gedraagt zich goed in de inrichting, heeft diverse cursussen gevolgd en hij heeft zich aangemeld bij de psycholoog. Op het incident bij Exodus na, is klager altijd zijn
afspraken nagekomen. Klager is verstandelijk beperkt en overziet niet goed de consequenties van zijn handelen. Klager wil graag een tweede kans en die kans moet hem ook geboden worden nu zijn detentie er al op zit en hij thans aansluitend nog zes
maanden uitzit. Klager heeft tot op heden geen vrijheden genoten, ondanks de positieve adviezen van de politie en het OM ten aanzien van klagers verzoek tot overplaatsing naar een z.b.b.i. Dit aspect heeft de selectiefunctionaris, evenals klagers
positieve gedrag, onvoldoende meegewogen bij de belangenafweging. Verwezen wordt naar RSJ 28 mei 2013, 13/1091/GB. De inrichting heeft negatief geadviseerd, vanwege het eerdere incident. De selectiefunctionaris gaat hier ten onrechte in mee. Voorkomen
dient te worden dat klager zonder opbouw van (meer) vrijheden tot zijn einddatum in april 2016 binnen zit. Het belang van klager bij resocialisatie en zijn positieve gedrag dient zwaarder te wegen dan het negatieve advies van de inrichting. Klager
verzoekt om een compensatie.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De selectiefunctionaris merkt op dat de beroepscommissie in een eerdere uitspraak ten aanzien van klager (RSJ 17 november 2015,
15/3458/GV) zijn verlofaanvraag heeft afgewezen. Volgens de beroepscommissie zou klagers belang bij resocialisatie zwaarder moeten wegen bij de beoordeling van klagers verzoek om verlof naarmate zijn einddatum van detentie dichterbij komt, maar dat was
ten tijde van de te nemen beslissing nog niet het geval. Voorts wordt verwezen naar een recente reactie van de selectiefunctionaris inzake het beroep van klager (RSJ 12 januari 2016, 15/4118/GV). Hieruit volgt dat de selectiefunctionaris – gelet op het
zeer hoge recidiverisico en het incident bij Exodus – het verlenen van vrijheden zonder een voorafgaande behandeling ongewenst acht. Daarnaast was als bijzondere voorwaarde opgenomen dat klager zou worden geplaatst bij Exodus, maar naar aanleiding van
de gebeurtenissen aldaar was hij niet meer welkom. De selectiefunctionaris merkte destijds op dat mocht klager blijven weigeren mee te werken aan een klinische plaatsing, de mogelijkheid bestaat dat een uitstel van (een deel) van zijn voorwaardelijke
invrijheidstelling zal worden gevorderd. Ten slotte merkte de selectiefunctionaris op dat klager – ondanks dat hij zich in de inrichting naar behoren gedraagt – zodra hij buiten de inrichting komt vervalt in crimineel gedrag. Gelet op het vorenstaande
is de selectiefunctionaris van mening dat in het onderhavige geval van plaatsing in een z.b.b.i. geen sprake kan zijn. Een verblijf in een gesloten setting is momenteel geïndiceerd. Klager is inmiddels op eigen verzoek overgeplaatst naar de locatie
Sittard in verband met de reisafstand voor zijn vriendin.

4. De beoordeling
4.1. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de
veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is
aan
de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart
2014,
Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager in
augustus 2015 heeft ingebroken in de teamkamer bij Stichting Exodus. De directeur van de p.i. Vught adviseert negatief ten aanzien van het verzoek, mede gelet op dit incident bij Exodus. Gezien de recente uitspraak in RSJ 12 januari 2016, 15/4118/GV
zal
klager in de gelegenheid worden gesteld om voor de einddatum van zijn detentie met algemeen verlof te gaan. Nu de beroepscommissie het van belang acht dat klager eerst (enkele malen) met goed gevolg verlof heeft genoten alvorens hij in aanmerking komt
voor detentiefasering en de einddatum van klagers detentie nadert, komt hij niet in aanmerking voor plaatsing in een z.b.b.i. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol,
voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 11 februari 2016

secretaris voorzitter

Naar boven