Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2528/GA, 20 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:20-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2528/GA

betreft: [klager] datum: 20 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. van Hees, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 juli 2015 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam, voor zover in beroep aan de orde,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 november 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en zijn raadsrouw mr. S. van Hees. De directeur van de locatie De Schie heeft laten weten niet ter
zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens het aantreffen van contrabande (hasj) in de verblijfsruimte en het inslikken van contrabande.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. In een holle ruimte aan de onderkant van klagers celdeur is hasj aangetroffen. Het is niet aannemelijk dat klager hasj in zijn eigen celdeur
heeft bewaard. De holle ruimte in klagers celdeur is voor klager en medegedetineerden alleen bereikbaar als de deur openstaat. Klagers deur staat altijd open en bevindt zich midden in de gang. De kans dat de hasj van een medegedetineerde is, is te
groot
om klager verantwoordelijk te houden. Hij is niet recent betrokken geweest bij drugsgerelateerde delicten. Bovendien worden drugsgerelateerde delicten betrokken bij de beoordeling van een gratieverzoek. Klager heeft een gratieverzoek lopen. Hij weet
dat
hij zich dergelijk gedrag niet kan permitteren. Klager slikt elke dag morfine. Hij heeft voor de celinspectie aan het personeel medegedeeld dat hij medicatie ging innemen. Klagers ontlasting is door toepassing van een zeef gecontroleerd op de
aanwezigheid van contrabande. Hierbij is enkel morfine aangetroffen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht. Uit het rapport van de celinspectie blijkt dat in schuursponsjes op drugsgelijkende stof was aangetroffen verpakt als bolletjes. Na het
uitvoeren
van een drugstest scoorde deze positief op cannabis; de inhoud weegt 31,6 gram.

3. De beoordeling
Aan de orde is de vraag of de vondst van contrabande klager kan worden aangerekend. In artikel 51, vijfde lid, van de Pbw is bepaald dat geen straf kan worden opgelegd indien de gedetineerde voor het begaan van het feit als bedoeld in artikel 50,
eerste lid, niet verantwoordelijk kan worden gesteld.
Bij gelegenheid van een bijzondere celinspectie op 7 november 2014 is in een holle ruimte aan de onderkant van klagers celdeur in twee sponzen hasj aangetroffen. Die plek is voor klager en medegedetineerden slechts bereikbaar als de deur van zijn cel
openstaat. Ter zitting heeft klager verklaard dat zijn celdeur altijd openstaat. Dit is in de procedure niet weersproken. De vondst is niet nader forensisch onderzocht op mogelijke sporen die naar klager leiden. Voor wat betreft de mogelijke
betrokkenheid van klager overweegt de beroepscommissie verder dat deze niet recent (voor het laatst in 2012) betrokken is geweest bij een drugsgerelateerd delict. Voorts heeft klager een gratieverzoek ingediend waarop binnen afzienbare termijn zal
worden beslist. Hij had dus veel te verliezen.
Op grond van deze feiten en omstandigheden heeft de beroepscommissie gerede twijfel of klager verantwoordelijk kan worden gesteld voor het bezit van de contrabande.
Evenmin acht de beroepscommissie voldoende komen vast te staan dat klager contrabande heeft ingeslikt. In het verslag is vermeld dat klager ‘vermoedelijk’ contrabande heeft ingeslikt. Na toepassing van de zeef is ook enkel morfine in klagers ontlasting
aangetroffen.

Gezien het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur in redelijkheid niet tot oplegging van de bestreden disciplinaire straf heeft kunnen komen. De beroepscommissie zal het beroep derhalve gegrond verklaren. Nu de gevolgen van de
bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, zal klager een tegemoetkoming van € 50,= worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 20 november 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven