Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2855/SGA, 3 september 2015, schorsing
Uitspraakdatum:03-09-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/2855/SGA
Betreft : [klager] datum: 3 september 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift en van de aanvulling daarop van 28 augustus
2015,
ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissingen van de directeur van voormelde inrichting van 26 augustus 2015, inhoudende de verlenging met veertien dagen van
een eerder aan verzoeker opgelegde ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, welke verlenging is ingegaan op 27 augustus 2015 om 11.15 uur en zal eindigen op 10 september 2015 om 11.15 uur, en die extern ten uitvoer wordt
gelegd op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de p.i. Vught. De eerder opgelegde ordemaatregel is verlengd in afwachting van de beslissing van de selectiefunctionaris om verzoeker in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) van
de
p.i. Vught te plaatsen.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 27 augustus 2015 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 28 augustus 2015.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Namens verzoeker heeft zijn raadsvrouw in de kern aangevoerd dat het oordeel van de directeur dat er sprake is van vluchtgevaar en voortgezet crimineel handelen enkel is gebaseerd op GRIP-meldingen waarvan het GRIP ook stelt dat geen oordeel gegeven
kan
worden over de betrouwbaarheid van de informatie (dan wel de informant) en waarbij over de juistheid van de informatie in het geheel niet gesproken wordt. De maatregel zou voorts gebaseerd zijn op de geïndiceerde EBI-plaatsing. Deze EBI-plaatsing is
echter eveneens gebaseerd op genoemde GRIP-meldingen die dus volstrekt ongefundeerd en onvoldoende zijn om de maatregel te kunnen dragen.

Door de directeur is aangevoerd dat uit de zeer recente GRIP-rapportages is gebleken dat verzoeker voorbereidingen aan het treffen is om zich te onttrekken aan detentie en vervolgens naar Turkije te vluchten, en dat hij vanuit detentie anderen onder
druk zet om geld te betalen. Naar aanleiding hiervan is geconcludeerd dat verzoekers GVM-profiel bijgesteld zou moeten worden van ‘hoog’ naar ‘extreem’. Daarop heeft de directeur de selectiefunctionaris geadviseerd verzoeker in de EBI te plaatsen.
Vooruitlopend op die besluitvorming heeft de directeur het noodzakelijk geacht om verzoeker in afzondering te plaatsen. Omdat het voorstel over de EBI-plaatsing pas op 3 september 2015 door de Selectie Advies Commissie EBI wordt besproken, zag de
directeur zich genoodzaakt de ordemaatregel met de duur van 14 dagen te verlengen. Bij deze verlenging heeft de directeur nieuwe informatie van 21 augustus 2015 meegenomen. Op genoemde datum zijn bij de celontruiming van verzoeker onder meer
aantekeningen gevonden betreffende grote geldbedragen, telefoonnummers en dat verzoeker bepaalde personen gaat dan wel laat bellen voor het bestellen van een demper en een vuurwapen.

De directeur heeft bij zijn beslissing tot verlenging van de ordemaatregel de nieuwe informatie van 21 augustus 2015 meegenomen. Nu de inhoud van die informatie uitgelegd kan worden als concrete steun voor de recente GRIP-meldingen, kon de directeur
oordelen dat de noodzaak tot afzondering van verzoeker nog bestond en de ordemaatregel met 14 dagen verlengen. Dat de aantekeningen volgens de raadsvrouw een hele andere betekenis hebben en onder meer betrekking zouden hebben op de voorbereiding van
het
hoger beroep in verzoekers strafzaak, maakt dat niet anders. Voor zover de raadsvrouw meent dat de informatie van 21 augustus 2015 niet meegewogen zou mogen worden nu deze pas na de bestreden beslissing, te weten op 28 augustus jongstleden, in de
reactie van de directeur naar voren is gebracht, merkt de voorzitter het volgende op. De directeur heeft in de reactie op het schorsingsverzoek aangegeven de nieuwe informatie te hebben meegewogen bij de beslissing tot verlenging. Verzoekers raadsvrouw
heeft schriftelijk uitgebreid gereageerd op de reactie van de directeur en met name op de nieuwe informatie. Gelet daarop kan deze informatie in de onderhavige procedure worden betrokken. Voor het standpunt dat het in de onderhavige procedure om ‘ex
tunc’-toetsing zou gaan, biedt de jurisprudentie van de beroepscommissie geen steun. Het verzoek dient te worden afgewezen.

De raadsvrouw heeft in een aanvullend schorsingsverzoek verzocht om heroverweging van de beslissing inzake 15/2720/SGA (herstelbeslissing). Wat er ook zij van mogelijke juridische en/of feitelijke tekortkomingen die aan die beslissing zouden kleven en
eventuele gevolgen van die beslissing, tot enig effect zal een schorsingsverzoek niet meer kunnen leiden. Een schorsingsverzoek is alleen dan zinvol wanneer er nog een lopende straf of maatregel te schorsen valt. En dat is hier niet het geval nu er
geen
sprake meer is van de tenuitvoerlegging van de in die zaak bestreden beslissing, De raadsvrouw zal de bezwaren bij de beklag- dan wel beroepscommissie naar voren moeten brengen. Ook in zoverre dient het verzoek te worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 3 september 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven