Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3045/GB (wraking), 3 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:03-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/3045/GB (wraking)

Betreft : [verzoeker] datum: 3 november 2015

De wrakingskamer uit de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming als bedoeld in artikel 31 van de Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming 2015 heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen
verzoek, ingediend door
mr. C.G.J.E. Lut, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

Verzoeker geeft aan het objectief gerechtvaardigde gevoel te hebben gekregen dat de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming zijn belangen in hun totaliteit, daarmee ook zijn belang op een spoedige afhandeling van de thans nog lopende
beroepsprocedure, onvoldoende respecteert en daarmee onvoldoende onpartijdig en onafhankelijk is, zoals de Raad zou moeten zijn, als gevolg waarvan verzoeker onderhavig wrakingsverzoek indient.

De wrakingskamer heeft voorts kennisgenomen van de 26 bijlagen bij het verzoek, waaronder de volgende beslissingen van de voorzitter van de beroepscommissie 15/2690/SGA van 17 augustus 2015, 15/2720/SGA van 20 augustus 2015, 15/2690/SGA
(herstelbeslissing) van 27 augustus 2015, 15/2720/SGA (herstelbeslissing) van 27 augustus 2015, 15/2855/SGA van 3 september 2015, 15/3033/SGA van 17 september 2015, 15/3034/SGA van16 september 2015, 15/3133/SGA van 25 september 2015.

Bij brief van 13 oktober 2015 is mr. Lut in de gelegenheid gesteld om het wrakingsverzoek schriftelijk nader toe te lichten. Op 21 oktober 2015 is een reactie ontvangen.

1. De beoordeling
Verzoeker vraagt hem toe te staan aanwezig te zijn bij de behandeling van het onderhavige wrakingsverzoek en daarbij eventueel mondeling zijn verzoek aan te vullen. Dit verzoek, dat niet nader is onderbouwd, zal worden afgewezen nu de wrakingskamer
zich
voldoende ingelicht acht om op het verzoek te beslissen.

Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming 2015 kan op verzoek van een der partijen elk van de leden van de beroepscommissie die de betreffende beroepszaak behandelen worden gewraakt
op
grond van feiten en omstandigheden waardoor de onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
Het beroep met kenmerk 15/3045/GB betreft de beslissing van de selectiefunctionaris tot plaatsing van verzoeker in de afdeling beheersproblematische gedetineerden van de p.i. Vught. Dat beroep is nog in behandeling bij de beroepscommissie als bedoeld
in
artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet.
Verzoeker vraagt in eerste instantie wraking van de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming.
In de nadere reactie van 21 oktober 2015 wordt toegelicht dat het wrakingsverzoek is gericht tegen de beroepscommissie die het beroep van verzoeker behandelt. De bedoeling van het wrakingsverzoek is dat de beroepscommissie voortvarend handelt, daarbij
oog hebbend voor de belangen van verzoeker, waarbij specifiek geldt dat verzoeken van verzoeker nu al meermalen ongegrond zijn verklaard als gevolg van het voortschrijden van de tijd en verzoeker daar in de thans lopende beroepsprocedure ook voor
vreest.

De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker wederom geen lid of leden van de beroepscommissie noemt die hij wil wraken. De in het wrakingsverzoek tot uiting komende wens dat zaken voortvarend en met oog voor de belangen van klagers worden behandeld,
wordt
door de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming geheel onderschreven en behoort tot zijn beleid. De omstandigheid dat verzoeker meermalen in het ongelijk is gesteld kan in abstracto geen objectieve rechtvaardiging voor het gevoel van
vooringenomenheid betekenen. De beroepscommissie heeft nog niet eerder een beroep betreffende overplaatsing van verzoeker behandeld. De beslissingen waar verzoeker naar verwijst zijn van de voorzitter van de beroepscommissie geweest in het kader van
schorsingsverzoeken betreffende beslissingen van de directeur van de penitentiaire inrichting.

Gelet op het vorenstaande dient verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek te worden verklaard.

2. De uitspraak
De wrakingskamer verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek.

Aldus gegeven door mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. Drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 3 november 2015

secretaris voorzitter

Naar boven