Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2076/GA, 10 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:10-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2076/GA

betreft: [klager] datum: 10 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.R. Rommy, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 mei 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 oktober 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn klagers raadsman mr. L.R. Rommy en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Zoetermeer, gehoord.
Klager is, hoewel hij daartoe behoorlijk was opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
Klager heeft, blijkens een afstandsverklaring van 28 oktober 2015 afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord, waarbij hij heeft aangegeven dat hij zeer slecht ter been is en er geen speciaal vervoer was geregeld en hij graag rogatoir
gehoord wil worden in de locatie Zoetermeer.

Op 19 oktober 2015 is namens de directeur, door het hoofd zorg, een nadere reactie ingediend. Een afschrift hiervan is aan klager en zijn raadsman verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, het feit dat klager tijdens de arbeidsuren wordt ingesloten op zijn cel, terwijl hij arbeidsongeschikt is.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft veel fysieke klachten. Hij heeft onder andere veel last van zijn rug. Klager is arbeidsongeschikt verklaard.
Tijdens de arbeidsuren wordt hij ingesloten op zijn cel, omdat hij niet kan deelnemen aan de arbeid en hij evenmin in staat is deel te nemen aan het vervangende programma op de arbeidszaal. Klager verblijft sinds december 2014 weer in de p.i.
Haaglanden. Klager was eerder overgeplaatst naar de Forensisch Psychiatrische Kliniek te Assen in verband met zijn detentieongeschiktheid. Deze detentieongeschiktheid is het gevolg van een posttraumatische stressstoornis (PTSS) waaraan klager lijdt.
Sinds het moment dat klager op een reguliere afdeling in de locatie Zoetermeer verblijft, is zijn gezondheid zienderogen achteruit gegaan. Klager kan zich enkel in een rolstoel voortbewegen. Dat klager zijn stelling dat hij niet in staat is naar de
arbeidszaal te gaan, niet heeft onderbouwd, is naar mening van klager onjuist en miskent het feit dat klagers medische situatie een aandachtspunt is binnen de locatie Zoetermeer. Klager kan als gevolg van zijn PTSS moeilijk in kleine ruimtes
verblijven.
Dit is dan ook de reden geweest van klagers verzoek de deur van zijn cel open te houden gedurende de periode dat hij op cel moet verblijven terwijl zijn medegedetineerden op de arbeidszaal zijn. Naar mening van klager is het dan ook onredelijk hem
tijdens de arbeidsuren in te sluiten op cel. Gelet op zijn problematiek had de directeur met een reëel alternatief moeten komen dat aansluit op klagers situatie. Het aangeboden alternatief vormt voor klager geen reëel alternatief. Klager heeft moeite
met zitten. Hij moet afwisselend, zitten, lopen en liggen en dat kan op de arbeidszaal niet. Klager verzoekt om een tegemoetkoming.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Aan gedetineerden die arbeidsongeschikt zijn, biedt de directeur een alternatief programma tijdens de arbeid.
Arbeidsongeschikte gedetineerden kunnen op de arbeidszaal de krant lezen, de koffie verzorgen, een spelletje doen of een rondje gaan lopen. Er is te weinig personeel om een alternatief programma op de afdeling te kunnen aanbieden. Het is aan klager om
ervoor te kiezen om wel of niet gebruik te maken van het alternatieve programma. De directeur kan niet anders. Als de medische dienst zou zeggen dat voor klager een alternatief programma op de afdeling geboden zou moeten worden, zal de directeur naar
een oplossing moeten zoeken en extra personeel moeten inzetten.

In antwoord op de vraag van de beroepscommissie aan de directeur om de medische dienst te vragen zich uit te laten over de stelling dat het aan klager aangeboden alternatieve programma medisch verantwoord is, heeft het hoofd zorg op 19 oktober 2015 –
voor zover hier van belang – bericht dat klager tijdens het alternatieve programma op de arbeidszaal kan zitten, wat lezen of rondlopen. Als klager halverwege aangeeft terug te willen naar zijn cel, wordt hij weer ingesloten. Klager kan er ook voor
kiezen op cel te blijven. In dat geval blijft zijn cel gesloten. Dit geldt voor alle arbeidsongeschikte gedetineerden. Klager is op medische gronden arbeidsongeschikt. Het is zowel medisch verantwoord voor klager om mee te draaien in het alternatieve
programma als om op cel te verblijven. Voor beide opties bestaat medisch geen bezwaar.

3. De beoordeling
Voor zover klager heeft verzocht om rogatoir gehoord te worden in de locatie Zoetermeer, overweegt de beroepscommissie dat zij daartoe geen aanleiding ziet. Zij acht zich gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende ingelicht om op het
beroep te beslissen.

Zoals eerder is overwogen (RSJ 2 februari 2015, 14/3586/GA) is de beroepscommissie van oordeel dat de regel dat gedetineerden kunnen worden ingesloten zolang zij niet aan gemeenschappelijke activiteiten kunnen deelnemen eveneens niet geldt voor
gedetineerden die in het regime van beperkte gemeenschap verblijven en door structurele omstandigheden, zoals arbeidsongeschiktheid voor onbepaalde tijd, niet aan de arbeid kunnen deelnemen. De directeur heeft in elk geval de inspanningsverplichting
gedetineerden die structureel niet aan arbeid kunnen deelnemen, niet alleen in staat te stellen zich gedurende de arbeidsuren buiten hun verblijfsruimte op te houden maar hen in deze periode ook zoveel mogelijk een vervangend programma aan te bieden.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de directeur klager - die arbeidsongeschikt is verklaard - tijdens de arbeidsuren een vervangend programma op de arbeidszaal aanbiedt. Voorts kan klager ervoor kiezen niet deel te nemen aan het
vervangende programma. Hij wordt dan ingesloten op zijn cel. Nu uit de nadere reactie van het hoofd zorg van de locatie Zoetermeer volgt dat medisch geen bezwaar bestaat voor deelname aan het vervangende programma en evenmin voor insluiting op cel
tijdens de arbeidsuren, is naar het oordeel van de beroepscommissie niet gebleken dat de directeur niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan. De beslissing om klager in te sluiten op cel als hij niet deelneemt aan het vervangende programma, kan dan ook
niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden, voor zover daartegen beroep is ingesteld.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, U.P. Burke en dr. A. van Kalmthout, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 10 november 2015

secretaris voorzitter

Naar boven