nummer: 15/2274/GA
betreft: [klager] datum: 9 november 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Rotgans, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 8 juli 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 12 oktober 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn klager, bijgestaan door een kantoorgenoot van zijn raadsvrouw mr. M. Rotgans, mevrouw mr. C.W. Dirkzwager, en [...],
plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Zuyder Bos, gehoord.
De directeur heeft bij brief van 19 oktober 2015 een nadere reactie gestuurd. Een afschrift hiervan is aan klager verzonden.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de beslissing tot terugplaatsing van klager in het basisprogramma (2014/1001);
b. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie wegens een positieve score op THC (2014/1002) en beperking van klagers eerste volgende verlof met dertig uur (2014/1017);
c. dat klager verplicht moet luchten in de regen en er geen afdak en waterafvoer is, waardoor de luchtplaats blank staat (2014/1020) en
d. de beslissing tot (interne) overplaatsing van klager van de Extra Zorg Voorziening (EZV) naar een reguliere afdeling.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Ten aanzien van a. en b. voert klager aan dat hij onevenredig zwaar is gestraft naar aanleiding van de positieve urinecontrole.
Hij
is ingesloten in eigen cel, zijn verlof is beperkt en hij is teruggeplaatst in het basisprogramma. De directeur heeft geen rekening gehouden met het feit dat klager op de EZV verbleef en dat het daarvoor altijd goed is gegaan. Klager zou met kerst met
verlof gegaan. Het was een harde klap voor hem. Hij heeft sindsdien geen verlof meer gehad.
Ten aanzien van c. voert klager aan dat de luchtplaats blank staat als het hard regent. Er is één klein afdakje waar gaten in zitten. Gedetineerden zijn verplicht een uur buiten te staan. Het is niet mogelijk om na een half uur weer naar binnen te
gaan.
Ten aanzien van d. voert klager aan dat hij is gedetineerd in verband met een zedendelict. Hij is vanuit de p.i. Lelystad naar de locatie Zuyder Bos overgeplaatst, omdat zijn veiligheid niet kon worden gewaarborgd. Op de EZV ging het goed. Toen klager
van de EZV op een reguliere afdeling werd geplaatst, ging het meteen verkeerd. Klager is wel degelijk bedreigd. Hij liep altijd met zijn hele afdeling naar de arbeid. Een medegedetineerde (die ook in de p.i. Lelystad had verbleven) wist waarvoor klager
was gedetineerd. Klager heeft anderhalve week bijna 24 uur per dag op zijn cel verbleven. Hij snapt niet hoe het personeel erbij komt dat hij medegedetineerden op de EZV onder druk zou hebben gezet. Hij heeft altijd schone urinecontroles gehad en er is
nooit contrabande op zijn cel aangetroffen. Klager speelde computerspelletjes met zijn medegedetineerden.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Ten aanzien van a. en b. voert de directeur aan dat conform het Drugsontmoedigingsbeleid (DOB) na een positieve score bij een urinecontrole het eerstvolgende verlof van een gedetineerde wordt ingekort. Ook de opgelegde disciplinaire straf is conform
het
DOB. Aan klager is slechts één straf opgelegd. Daarnaast is er, gelet op klagers gedrag, voor gekozen hem terug te plaatsen in het basisprogramma. Klagers gedrag op de arbeid was aangemerkt als “donkerrood”. In de beschikking tot terugplaatsing wordt
voor inhoudelijke informatie verwezen naar klagers mentor en het beoordelingsformulier. Klagers mentor had klager dan ook meer uitleg kunnen geven.
Ten aanzien van c. voert de directeur aan dat er een overkapping op de luchtplaats is. Hier zitten geen gaten in.
Ten aanzien van d. voert de directeur aan dat er signalen bij het personeel kwamen dat klager medegedetineerden onder druk zette. Deze signalen kwamen van meerdere gedetineerden. Het is een bewuste keuze geweest klager van de EZV over te plaatsen naar
een reguliere afdeling.
In een nadere reactie van 19 oktober 2015 heeft de directeur aanvullend aangevoerd dat op de luchtplaats een overkapping is geplaatst. Verwezen wordt naar een bijgevoegde foto. Bij behoorlijke regenval, komen enkele plassen regenwater op de luchtplaats
te staan. Halverwege 2014 zijn verzinkputten aangebracht, waardoor het regenwater beter kan weglopen. Deze verzinkputten kunnen echter niet voorkomen dat bij regenval nog enkele plassen water blijven liggen. Gedetineerden zijn ervan op de hoogte dat
het
luchten een heel uur duurt. Indien zij niet willen luchten, kunnen zij ervoor kiezen op cel te blijven. Tijdens het luchten is het personeel niet in de gelegenheid om gedetineerden in te sluiten op de afdeling. Het toezicht op de achtergebleven
gedetineerden op de luchtplaats zou dan ontbreken. Bij het luchten in een luchtkooi mogen gedetineerden wel vroegtijdig naar binnen. Een luchtkooi is echter volledig afgeschermd door spijlwerk, waardoor er geen rechtstreeks toezicht van een
personeelslid hoeft te zijn. Bij het luchten in een luchtkooi is er geen problematiek van “achtergebleven gedetineerden”.
3. De beoordeling
a.
Onder meer in de uitspraken RSJ 10 november 2014, nr. 14/1918/GA en RSJ 16 maart 2015, nr. 14/3222/GA heeft de beroepscommissie bepaald dat de grondslag voor degradatie niet de verstoring van de orde en veiligheid in de inrichting dan wel de
ongestoorde
tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming zonder meer vormt, zoals dat wel het geval is bij de disciplinaire straf en de ordemaatregel, maar de (mate van) verantwoordelijkheid die de gedetineerde toont voor zijn re-integratie. Niet elk ongewenst
gedrag
hoeft tevens in te houden dat klager niet meewerkt aan zijn re-integratie. Voorkomen moet worden dat een gedetineerde op een incidentele gedraging wordt beoordeeld. De directeur dient daarom bij zijn beslissing tot degradatie een belangenafweging te
maken, waarbij het ‘oranje gedrag’ dan wel het ‘rode gedrag’ van de gedetineerde moet worden afgezet tegen het structurele gedrag, waaronder al het ‘groene gedrag’. Uit die belangenafweging dient duidelijk te blijken waarom het ‘oranje gedrag’ dan wel
‘rode gedrag’ van de gedetineerde, bezien in het licht van voormeld uitgangspunt, dient te leiden tot degradatie. Die belangenafweging dient, vanwege de ingrijpende gevolgen van die beslissing voor de gedetineerde, maar ook vanwege de toetsbaarheid van
die beslissing achteraf door de beklag- en beroepscommissie, inzichtelijk te zijn en schriftelijk te worden vastgelegd.
Uit het voorliggende degradatiebesluit van 4 december 2014 blijkt dat de directeur heeft besloten tot terugplaatsing van klager vanwege een disciplinaire straf voor een positieve uitslag bij een urinecontrole op THC. Nu niet gebleken is van een
belangenafweging waarbij het ‘oranje gedrag’ dan wel het ‘rode gedrag’ van klager is afgezet tegen het structurele gedrag, voldoet het degradatiebesluit niet aan de daaraan te stellen motiveringseisen. Dat in het besluit wordt verwezen naar klagers
mentor en het beoordelingsformulier acht de beroepscommissie niet voldoende. Hierbij komt nog dat de directeur in zijn beslissing het gedrag van klager heeft gekwalificeerd als “dit kan beter gedrag (oranje) of ongewenst gedrag (rood)”, en daarbij geen
keuze heeft gemaakt, hetgeen wel had gemoeten. Bij gebreke van een inzichtelijke belangenafweging als voornoemd is het de beroepscommissie onvoldoende duidelijk geworden waarom de directeur heeft geconcludeerd dat klager niet genoeg
verantwoordelijkheid
heeft genomen voor zijn re-integratie. Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu uiterlijk zes weken na degradatie wordt
bezien of een gedetineerde weer kan promoveren en nu tegen het niet promoveren na zes weken beklag kan worden ingesteld, zal de beroepscommissie aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 30,= (zes weken x € 5,=).
b.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagrechter. Hierbij is in aanmerking genomen dat niet gebleken is dat niet van de positieve uitslag op THC kan worden uitgegaan. De beroepscommissie
acht
de opgelegde disciplinaire straf en de beperking van klagers eerstvolgende verlof niet onredelijk en onbillijk en evenmin disproportioneel. Het beroep ten aanzien van b. zal ongegrond worden verklaard.
c.
Op grond van artikel 49, eerste lid, van de Pbw heeft de gedetineerde recht op dagelijks verblijf in de buitenlucht. Op grond van het derde lid van dat artikel draagt de directeur zorg dat de gedetineerde in de gelegenheid wordt gesteld
dagelijks ten minste een uur in de buitenlucht te verblijven. Artikel 27.1 van de European Prison Rules luidt als volgt: “Every prisoner shall be provided with the opportunity of at least one hour of exercise every day in the open air, if the weather
permits”. Klager klaagt dat de luchtplaats niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet en dat hij daardoor wordt geschonden in zijn recht om te luchten. Nu het onder de zorgplicht van de directeur valt te zorgen dat het recht op luchten daadwerkelijk
kan worden uitgeoefend, dient het beklag te worden aangemerkt als een klager betreffende door of namens de directeur genomen beslissing als bedoeld in artikel 60 van de Pbw.
Op basis van de stukken - waaronder de door de directeur overgelegde reactie van 19 oktober 2015 - en het verhandelde ter zitting, stelt de beroepscommissie vast dat de luchtplaats voldoet aan de daaraan te stellen minimumeisen. Gebleken is dat
de luchtplaats een overkapping heeft en dat halverwege 2014 verzinkputten op de luchtplaats zijn aangebracht om ervoor te zorgen dat regenwater beter kan weglopen. Dat bij regenval nog steeds enkele plassen op de luchtplaats kunnen ontstaan, leidt niet
tot het oordeel dat de directeur niet aan de in artikel 49 van de Pbw genoemde zorgplicht heeft voldaan. Dat klager halverwege het luchten niet kan worden ingesloten op cel acht de beroepscommissie evenmin onredelijk of onbillijk. Het beroep ten
aanzien
van c. zal ongegrond worden verklaard.
d.
In de Pbw worden weliswaar geen eisen gesteld aan een beslissing tot interne overplaatsing, maar een dergelijke beslissing dient zorgvuldig tot stand te komen en te worden uitgevoerd. Klager is overgeplaatst naar een reguliere afdeling, omdat
er
vanuit het personeel verdenkingen bestonden dat klager de zwakkere gedetineerden onder druk zette om goederen te verduisteren. Klager is hier meerdere malen op aangesproken door het personeel. De verdenkingen werden volgens de directeur echter niet
afgezwakt, maar juist versterkt. Gebleken is dat overleg heeft plaatsgevonden tussen het afdelingshoofd, het personeel van de EZV, de psycholoog en de afdeling zorg alvorens is beslist klager van de EZV op een reguliere afdeling te plaatsen. Besloten
is
klager op een reguliere afdeling te plaatsen, omdat hij nooit bedreigd was door medegedetineerden. Het doel was de rust te laten terugkeren op de EZV. De beroepscommissie is gelet op het voorgaande van oordeel dat de bestreden beslissing zorgvuldig tot
stand is gekomen en niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep ten aanzien van d. zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep onder a. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 30,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep onder b., c. en d. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, U.P. Burke en dr. A. van Kalmthout, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 9 november 2015
secretaris voorzitter