nummer: 15/1175/TB
betreft: [klaagster] datum: 22 oktober 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een beslissing van 23 maart 2015 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 13 oktober 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klaagsters raadsman mr. J. de Haan en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het
ministerie van Veiligheid en Justitie.
Hoewel voor vervoer van klaagster naar de zitting was zorggedragen, heeft zij daarvan geen gebruik gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klaagsters verzoek om haar over te plaatsen naar een andere tbs-inrichting, bij voorkeur Hoeve Boschoord of FPC Oostvaarderskliniek, afgewezen.
2. De feiten
Klaagster is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. De Staatssecretaris heeft op 23 april 2014 beslist klaagster te plaatsen in FPC De Woenselse Poort. Deze plaatsing
is op 28 april 2014 gerealiseerd. Haar beroep tegen de beslissing tot plaatsing in FPC De Woenselse Poort is ongegrond verklaard, RSJ 1 augustus 2014, 14/1542/TB.
Op 7 januari 2015, 22 januari 2015, 11 februari 2015 en 20 februari 2015 heeft klaagster verzocht om overplaatsing naar een andere tbs-inrichting. Het door de raadsman ingestelde beroep tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek om
overplaatsing is door hem ingetrokken. Bij beslissing van 23 maart 2015 heeft de Staatssecretaris klaagsters verzoek afgewezen.
3. De standpunten
Door en namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
De raadsman heeft de beslissing ontvangen op 26 maart 2015. De raadsman heeft de beslissing met klaagster besproken op 2 april 2015. Besproken is om niet in beroep te gaan omdat op dat moment veel onduidelijk was in verband met haar zwangerschap en
over
het contact met de pleegouders en de baby. Met haar is besproken om te bezien hoe het verder zou gaan. Blijkbaar heeft zij dit niet vertrouwd en heeft zij zelf beroep ingediend. Niet vermeld is in de beslissing op welke wijze een rechtsmiddel tegen de
beslissing kan worden ingediend. Geen verwijt kan aan klaagster worden gemaakt dat zij het beroep te laat heeft ingediend. Ze had geen gemachtigde op dat moment.
In de uitspraak van de rechtbank is geadviseerd om klaagster in Hoeve Boschoord te plaatsen. In plaats daarvan is klaagster in FPC De Woenselse Poort geplaatst.
Gesteld wordt dat klaagster telkens iets anders wil, maar zij is consequent in haar verzoek om overgeplaatst te worden. In Hoeve Boschoord of FPC Oostvaarderskliniek kan de zorg afgestemd worden op de zorgbehoefte van klaagster. Aanvankelijk had zij
bezwaren tegen Hoeve Boschoord, maar nadat zij informatie over die inrichting heeft ontvangen, wil zij graag worden overgeplaatst naar Hoeve Boschoord. In FPC De Woenselse Poort loopt zij er iedere keer tegen aan dat haar dingen worden toegezegd die
niet worden nagekomen. In FPC De Woenselse Poort heeft zij weinig contact met vrouwen. Er verblijft een andere vrouw in de inrichting die zij op de patio zou kunnen ontmoeten, maar die ontmoeting vindt vrijwel nooit plaats. Uit de meest recente
wettelijke aantekeningen volgt dat zij vanaf juli 2015 meerdere keren last heeft gehad van absences en is flauwgevallen. Het baart zorgen hoe FPC De Woenselse Poort hiermee omgaat. In de wettelijke aantekeningen over augustus 2015 komt voor dat er een
vermoeden is dat zij weer seksueel contact heeft met een medeverpleegde. Dit baart zorgen. Vraag is of FPC De Woenselse Poort wel een geschikte inrichting is voor klaagster en of zij niet beter op haar plaats is in een inrichting met meer vrouwen. Zij
heeft het langer dan een jaar geprobeerd in FPC De Woenselse Poort, maar gelet op hetgeen er heeft plaatsgevonden, voelt ze zich niet op haar gemak. Zij verblijft op een afdeling met alleen maar mannen. Klaagster wil liever in een inrichting worden
geplaatst met meer vrouwen. Verzocht wordt om aan haar wens tegemoet te komen en haar in Hoeve Boschoord of FPC Oostvaarderskliniek te plaatsen. Overplaatsing naar Hoeve Boschoord of FPC Oostvaarderskliniek zal het contact met haar kind en de
pleegouders niet in de weg staan.
Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
De raadsman heeft de beslissing op 26 maart 2015 ontvangen en in een gesprek met klaagster is die beslissing op 2 april 2015 aan haar meegedeeld. Haar beroep is gedateerd 12 april 2015. Van de raadsman kan verwacht worden, ook al is er geen
rechtsmiddelclausule in de beslissing opgenomen, dat hij tijdig - ook al is dat pro
forma - beroep indient. Klaagster is niet-ontvankelijk in het beroep.
Klaagster had eerst veel weerstand tegen Hoeve Boschoord. Zij is geselecteerd voor FPC De Woenselse Poort, omdat het heel moeilijk was om haar IQ te bepalen. Het lijkt alsof ze onderpresteert. In FPC De Woenselse Poort is er plaats voor zwak begaafde
en normaal begaafde vrouwen. Zij kan daar zo breed mogelijk worden behandeld. Haar zwangerschap van een medeverpleegde heeft voor veel spanningen gezorgd en heeft weerslag gehad op haar behandeling. Ondanks de moeilijkheden die zij heeft gehad, is haar
behandeling toch goed verlopen. Zij profiteert nog steeds van het behandelaanbod. Zij neemt actief deel aan het aangeboden programma, gaat naar de fitness en neemt deel aan gemeenschappelijke activiteiten. Ze maakt sporadisch gebruik van de gesprekken
met de seksuoloog. Er is een aanvang gemaakt met schematherapie. Begeleid verlof zal worden aangevraagd om autonomie aan te leren. De aanvraag zal over ongeveer twee weken worden verstuurd. Klaagster boekt vooruitgang. De pleegouders van haar kind
wonen
in Best. Er is geen reden om klaagster over te plaatsen. Er verblijven niet veel vrouwen in de tbs. In FPC Oostvaarderskliniek verblijven wel vrouwen maar daar is geen afdeling voor zwakbegaafden. Klaagster is niet overeenkomstig het advies van de
rechtbank geplaatst in Hoeve Boschoord omdat zij in het begin daartegen veel weerstand had. Het is ook mogelijk dat er destijds sprake was van een opnamestop bij De Beuk. Klaagster is heel wispelturig. Dit is onderdeel van de kernproblematiek. Bij
overplaatsing wordt het risico gelopen dat dit ook weer opspeelt in de nieuwe inrichting. Bij haar verzoek om overplaatsing baseert zij zich op verhalen van een vriendin die zegt dat het in de Oostvaarderskliniek beter is.
4. De beoordeling
Namens de Staatssecretaris is aangevoerd dat klaagster op 2 april 2015 van haar raadsman heeft vernomen dat haar verzoek om overplaatsing is afgewezen en dat klaagster, nu zij op 12 april 2015 beroep heeft aangetekend, dit te laat heeft ingediend.
De beroepscommissie overweegt dat klaagster begin april 2015 meerdere keren met het secretariaat van de Raad heeft gebeld en daarbij duidelijk heeft aangegeven dat zij beroep wilde instellen tegen de afwijzing van haar verzoek om overplaatsing. Uit de
toelichting van de advocaat ter zitting kan worden opgemaakt dat hij haar in die periode heeft geadviseerd om geen beroep in te stellen. Vraag is dan ook of de advocaat in die periode als raadsman/gemachtigde van klaagster kon worden aangemerkt nu
klaagster het niet met haar raadsman eens was.
Nu niet vaststaat op welke datum de schriftelijke beslissing aan klaagster is uitgereikt, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet met zekerheid worden gesteld dat klaagster het beroep, gelet op het bepaalde in artikel 69, eerste lid aanhef en
onder a en vierde lid, van de Bvt juncto artikel 58, vijfde lid, van de Bvt, te laat zou hebben ingesteld. De beroepscommissie geeft klaagster het voordeel van de twijfel en zal haar in het beroep ontvangen.
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
De Staatssecretaris heeft klaagsters verzoek om overplaatsing afgewezen omdat zij in FPC De Woenselse Poort op haar plaats zou zijn en haar behandeling niet vastgelopen is.
De beroepscommissie stelt vast dat klaagster op een afdeling met alleen mannelijke verpleegden verblijft, daar zwanger is geraakt van een medepatiënt en een kind heeft gekregen. Uit de wettelijke aantekeningen volgt dat thans weer sprake zou zijn van
contacten/een relatie met een andere medeverpleegde.
Klaagster heeft aangegeven dat zij beter op haar plaats is en zich meer op haar gemak voelt op een afdeling waar meerdere vrouwen zijn geplaatst.
Namens de Staatssecretaris is geantwoord dat klaagster op de patio contact zou kunnen hebben met een andere vrouwelijke verpleegde, maar door klagers raadsman is aangegeven dat dit contact vrijwel nooit plaatsvindt.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is overplaatsing naar een inrichting waar klaagster contact met andere vrouwen kan hebben en niet als enige vrouw op een afdeling met mannelijke verpleegden dient te verblijven noodzakelijk en zeer gewenst.
Dat de Staatssecretaris heeft aangevoerd dat klaagsters behandeling in FPC De Woenselse Poort op dit moment nog niet is vastgelopen, vormt geen argument om haar in die inrichting te laten blijven. Immers, klaagster is ondanks de aanwezigheid van
personeel zwanger geraakt van een medepatiënt en is van een zoon bevallen. Uit de wettelijke aantekeningen van augustus 2015 blijkt dat er wederom zorgen zijn rond de relatievorming van klaagster nu een andere medepatiënt lichamelijk contact met
klaagster zoekt en aangeeft een serieuze relatie met haar te willen. Dit contact wordt door het behandelteam niet wenselijk geacht en wordt sterk ontmoedigd vanwege het daaruit voortvloeiende gevaar van (weer) een zwangerschap. Deze gang van zaken
vormt
naar het oordeel van de beroepscommissie een reëel risico voor de continuïteit van klaagsters verdere behandeling. Uit de rapportage van het PBC volgt dat deskundigen adviseren om klaagster te plaatsen in Hoeve Boschoord. Uit het vonnis van de
rechtbank
Rotterdam blijkt dat klaagster voor het ondergaan van een klinische opname bij Trajectum is geïndiceerd en na een intake op 25 oktober 2013 door Trajectum is geaccepteerd voor behandeling in FPK De Beuken (voorheen Hoeve Boschoord). De Staatssecretaris
heeft bij de afwijzing van klaagsters verzoek om overplaatsing naar een andere tbs-inrichting met voorkeur voor Hoeve Boschoord geen rekening gehouden met dit advies. Daaraan kan niet afdoen dat klaagster, die nu wel naar Hoeve Boschoord wil,
aanvankelijk bezwaar had tegen plaatsing in die instelling.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen moet de beslissing om klaagsters verzoek om overplaatsing naar Hoeve Boschoord af te wijzen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk worden geacht. Het beroep zal
derhalve gegrond worden verklaard.
Nu de bestreden beslissing op materiële grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid, onder a van de Bvt in verbinding met artikel 69, vijfde lid van de Bvt de Staatssecretaris
opdragen binnen uiterlijk een maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.
Zij ziet geen reden nu niet is gesteld noch gebleken dat klaagster een aanzienlijke behandelachterstand zou hebben opgelopen om aan haar een tegemoetkoming toe te kennen.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op materiële grond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op binnen uiterlijk een maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, drs. J.E. Wouda en mr. R. van de Water, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 oktober 2015.
secretaris voorzitter