Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1287/GA, 19 oktober 2015, beroep
Uitspraakdatum:19-10-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1287/GA

betreft: [klager] datum: 19 oktober 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.B.M. Poppelaars, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 april 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 september 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.B.M. Poppelaars, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur
van de locatie Zoetermeer.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het tijdens de arbeidstijd ingesloten worden terwijl klager arbeidsongeschikt is;
b. het niet mogen dragen, althans niet op cel mogen hebben, van t-shirts met het embleem van de motorclub Satudarah.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a:
Klager is arbeidsongeschikt verklaard op zowel medische als psychische gronden. Bij de arbeid wordt geen onderscheid gemaakt tussen de gedetineerden die in het plus- of basisprogramma zitten. Klager zit in het plusprogramma. Aan hem is een vervangend
programma voor de arbeid aangeboden. Dat hield in dat hij op de arbeidszaal moest verblijven. Dat is echter een te drukke omgeving voor klager. Daar kan hij niet tegen. Dat geldt temeer omdat de gedetineerden uit het basisprogramma in zijn algemeenheid
drukker zijn dan gedetineerden in het plusprogramma en meer problemen veroorzaken op de arbeid. Klager kan overigens ook niet al te lang stilzitten en dat is voor hem dus een probleem omdat er op de arbeidszaal verder geen activiteiten voor hem wordt
geregeld. Klager had eerder de afspraak gemaakt met het afdelingspersoneel dat hij gedurende de arbeidstijd activiteiten op de afdeling zou kunnen ondernemen. Dat kon ook omdat er tijdens de arbeidstijd voldoende personeel op de afdeling is. Klager
heeft één keer geprobeerd naar de arbeidszaal te gaan. Na korte tijd is hij toen teruggegaan naar de afdeling omdat hij het daar niet uithield, in verband met zijn lichamelijke en geestelijke klachten. Op de afdeling is klager vaak in de teamkamer van
het personeel te vinden en hij komt ook wel regelmatig bij zijn ‘buurman’ in de cel. Omdat klager dan zelf de keuze heeft wanneer en hoeveel contact hij heeft met anderen, levert dat geen problemen op. Klager is al lange tijd gedetineerd en ook al
langer arbeidsongeschikt. De directeur moet hem volgens de wet een aangepast programma aanbieden en klager is van mening dat dit steeds op individuele basis moet worden bekeken. Klager mag in ieder geval niet ingesloten worden.
Ten aanzien van onderdeel b:
Klager mocht zijn t-shirt niet onder zich hebben en dragen omdat het daarop afgedrukte embleem van de motorclub ‘Satudarah’ aanstootgevend zou zijn. Klager heeft het betreffende t-shirt meegenomen naar de zitting en toont dit aan de beroepscommissie.
Klager begrijpt de commotie niet. Over Satudarah is een televisiedocumentaire gemaakt en klager speelt daarin een (hoofd)rol. Die documentaire is in de inrichting door de humanistisch raadsman vertoond. Dat mag dan kennelijk wel. Klager vindt dat er in
de inrichting met twee maten wordt gemeten. Klager laat een aantal andere t-shirts zien die in de inrichting zijn toegestaan en volgens hem wel aanstootgevend zijn omdat er bijvoorbeeld wapens op staan. In eerste instantie mocht hij de
Satudarah-kleding
wel op cel hebben maar niet dragen. Vervolgens werd bepaald dat die kleding opgeborgen moest worden in de fouillering. Klager begrijpt dat het dragen van het motorjack met embleem niet wordt toegestaan. Ten aanzien van het t-shirt begrijpt hij dat
niet.
Dat shirt is in alle andere inrichtingen wel toegelaten. Klager is van mening dat de beslissing van de directeur in strijd is met het recht op gelijke behandeling en met het recht van vrijheid van vereniging.
De bepaling hierover in de huisregels van de inrichting is in strijd met het bepaalde in artikel 8 van de Grondwet. In de huisregels wordt enkel naar motorclubs verwezen, dat is in strijd met het gelijkheidsbeginsel. De opmerking van de directeur over
het verbieden van andere t-shirts is bezijden de waarheid. Dat heeft hij bij de behandeling van de beklagcommissie ook verklaard maar dit soort shirts wordt nog steeds in de inrichting toegelaten.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a:
De regeling met betrekking tot het aanbieden van vervangende activiteiten voor arbeidsongeschikten is een gevolg van de stringente aansturing door het Hoofdkantoor van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) met betrekking tot de inzet van personeel.
Een van de richtlijnen is, dat arbeidsongeschikte gedetineerden niet op de verblijfsafdeling kunnen worden begeleid tijdens de arbeidsuren maar dat zij mee moeten naar de arbeidszaal. De directeur heeft vervolgens gekeken of er andere oplossingen
haalbaar zouden zijn. Dat blijkt niet het geval te zijn. Daarom is er voor gekozen de arbeidsongeschikten in de arbeidszaal te laten verblijven, alwaar zij mogen lezen of een spelletje mogen doen. De directeur sluit daarbij niet uit dat deze personen
in
die tijd uit eigen beweging ook lichte werkzaamheden zullen gaan doen zoals het zetten van koffie. Als ze willen rondlopen wordt dat toegelaten voor zover dit op de arbeidszaal gebeurt en anderen niet van het werk gehouden worden. Mocht een
arbeidsongeschikte gedetineerde terug willen naar de afdeling, dan is dat mogelijk. Daar wordt hij dan wel ingesloten. Klager verblijft op een reguliere afdeling en begeeft zich regelmatig onder de gedetineerden. Zijn stelling dat hij slecht tegen
drukte zou kunnen wordt door de directeur niet herkend. Klager was overigens op een relatief kleine arbeidszaal, waar maximaal 12 gedetineerden verblijven, ingedeeld. De omstandigheid dat iemand arbeidsongeschikt is, is geen reden om hem dan voor
afdelingsreiniger te selecteren. Dat is een vertrouwensbaantje waarvoor een strenge selectie geldt.
Ten aanzien van onderdeel b:
Indien de hier aan de orde zijnde kleding niet op lijst van verboden kleding zou staan, was ze desalniettemin toch verboden op basis van de algemene bepaling over aanstootgevende en militante kleding in de inrichting. Buiten de inrichting is veel gedoe
omtrent de verschillende motorclubs. In de inrichting verblijven leden van verschillende motorclubs. De directeur probeert eventuele onrust zo veel als mogelijk buiten de inrichting te houden. Door de humanistisch raadsman is in een gespreksgroep de
documentaire over Satudarah vertoond. Als de directeur in de inrichting kleding ziet als die welke klager ter zitting heeft vertoond, zal hij ook die door het personeel in de fouillering van de betreffende gedetineerde laten plaatsen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a:
de directeur heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat gedetineerden die als arbeidsongeschikt zijn aangemerkt, onder wie klager, tijdens de voor de arbeid bestemde tijd een vervangende activiteit krijgen aangeboden in de arbeidszaal. Niet, althans
onvoldoende, is gebleken dat klager ongeschikt zou zijn voor deelname aan die vervangende activiteit. Gelet daarop kon de directeur, wanneer klager niet wenste deel te nemen aan die vervangende activiteit, in redelijkheid besluiten klager in te sluiten
tijdens de duur van die activiteit. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan, voor zover een en ander is komen vast te staan, daarom niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden
verklaard
en de uitspraak van de beklagcommissie zal ten aanzien van dit onderdeel van het beklag, met aanvulling van de gronden, worden bevestigd.

Ten aanzien van onderdeel b:
Voor zover de directeur heeft verwezen naar het in artikel 4.5.1.1. vermelde verbod op het – kortweg – voorhanden hebben van kleding met emblemen zoals die van Satudarah, geldt dat deze bepaling is ingevoerd in de versie van de huisregels van 7 april
2015, welke nog niet van kracht was ten tijde van het nemen van die hier aan de orde zijnde beslissing van de directeur.
In de ten tijde van het nemen van onderhavige beslissing geldende huisregels (versie 10 april 2013) is met betrekking tot verboden voorwerpen in artikel 4.5.1.1 - voor zover hier van belang - het volgende vermeld: “Het is u niet toegestaan onder uw
berusting te houden (...) voorwerpen en afbeeldingen van discriminerende, aanstootgevende of militante aard (...)”. Ten aanzien van kleding is in die huisregels in artikel 4.4.2 vermeld: “Het is toegestaan eigen kleding en schoeisel te dragen, tenzij dit
een gevaar kan opleveren voor de orde of de veiligheid in de inrichting en/of niet voldoet aan in redelijkheid te stellen eisen (...).

De beroepscommissie heeft het betreffende kledingstuk (een t-shirt met Satudarah logo) ter zitting kunnen zien en komt mede naar aanleiding van haar eigen waarneming tot het oordeel dat de directeur niet aannemelijk heeft kunnen maken dat het getoonde
kledingstuk militant, discriminerend of aanstootgevend van aard is, dan wel dat dit een gevaar kan opleveren voor de orde of de veiligheid in de inrichting of niet voldoet aan in redelijkheid te stellen eisen. Gelet daarop is de bestreden beslissing
van
de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom ten aanzien van dit onderdeel van het beklag niet in stand blijven en het beklag zal alsnog gegrond worden
verklaard.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en stelt de hoogte daarvan vast op € 10,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b van het beklag gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. L.M. Moerings en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 19 oktober 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven