Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1274/GA en 15/1769/GA, 9 oktober 2015, beroep
Uitspraakdatum:09-10-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Uitspraak

nummer: 15/1274/GA en 15/1769/GA

betreft: [klager] datum: 9 oktober 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. N.C.E.C. Luns, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen uitspraken van respectievelijk 16 april 2015 en 4 juni 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 september 2015, gehouden in de p.i. Almelo, zijn klagers raadsvrouw mr. N.C.E.C. Luns, [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Lelystad en [...], juridisch medewerker bij voormelde inrichting,
gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
15/1274/GA:
Het beklag betreft de beslissing van de directeur tot interne overplaatsing van klager van een “rood/groene afdeling” naar een “rode afdeling” op 24 maart 2015.

15/1769/GA:
De afwijzing van klagers verzoek tot deelname aan het plusprogramma.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt ten aanzien van 15/1274/GA als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is in juli 2014 gedegradeerd. Het door hem ingestelde beroep tegen deze beslissing is bij
uitspraak RSJ 17 maart 2015, 14/3589/GA gegrond verklaard. Klager heeft om een gemotiveerde beslissing gevraagd ten aanzien van de interne overplaatsing in maart 2015, maar deze niet gekregen. Voorts is klager van mening dat de overplaatsing, gelet op
de eerdere gegrondverklaring van zijn beroep, niet had mogen plaatsvinden. Klager stelt zich op het standpunt dat uit de uitspraak van de beroepscommissie volgt dat bij het weigeren van medewerking aan re-integratie degradatie naar het basisprogramma
mag volgen, maar hierbij een belangenafweging dient te worden gemaakt en dit schriftelijk dient te worden vastgelegd. Nu dit alles ontbreekt bij de beslissing klager over te plaatsen, is de beslissing onredelijk en onbillijk.

Ten aanzien van 15/1769/GA is namens klager het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft niet stelselmatig geweigerd mee te werken aan zijn re-integratie. Hij bezoekt immers wekelijks
het re-integratiecentrum (RIC) om diverse zaken voor zijn terugkeer voor te bereiden en te organiseren. Voorts is klager van mening dat het niet meewerken aan de module “Kies voor Verandering” KVV gelet op Bijlage 1 bij de Regeling selectie, plaatsing
en overplaatsing van gedetineerden dient te worden aangemerkt als “oranje” en niet als “rood” gedrag. Klager weigert mee te doen aan KVV, aangezien hij ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan een strafbaar feit. Hij hoeft zijn gedrag dan ook niet
aan te passen. Voorts blijkt uit het beoordelingsformulier, in tegenstelling tot hetgeen de directeur stelt, dat klagers motivatie voor een delictvrije toekomst als “groen” is aangemerkt. Klager is van mening dat de beslissing van de directeur
onvoldoende is gemotiveerd. Niet gebleken is op welke informatie de directeur zijn beslissing heeft gebaseerd.

Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Uit RSJ 17 maart 2015, 14/3589/GA volgt dat de structurele weigering mee te werken aan re-integratie kan worden
aangemerkt als rood gedrag. KVV vormt een startpunt voor eventuele interventies. Gedurende de cursus KVV komen ook andere aspecten aan bod dan het delict, bijvoorbeeld de achtergrond van de gedetineerde. Bovendien moet klager op een gegeven moment hoe
dan ook weer integreren in de maatschappij. Klager wil ook niet meewerken aan afzonderlijke onderdelen van de cursus KVV. Het kan best zijn dat ten aanzien van klager geen interventies zijn geïndiceerd, maar dat kan nu niet worden vastgesteld. De
directeur betwist niet dat klager het RIC bezoekt. Voor wat betreft het beoordelingsformulier dat bij de beslissing is gevoegd, merkt de directeur op dat het formulier niet volledig is ingevuld. Alleen de vakjes “mentor” zijn ingevuld, terwijl er
meerdere disciplines zijn. De essentie van de beslissing blijft echter dat klager weigert mee te werken aan KVV, hetgeen kan worden aangemerkt als rood gedrag.

3. De beoordeling
15/1274/GA:
Klager is intern overgeplaatst van een “rood/groene afdeling” naar een “rode afdeling”.
In zijn verweerschrift van 9 april 2015 op de klacht van klager betreffende deze overplaatsing – een beslissing die zich overigens niet bij de stukken bevindt – meldt de directeur, ervan uitgaand dat de degradatie rechtmatig is geweest, als reden voor
overplaatsing dat van klager, die zich sinds 31 juli 2014 in het basisprogramma bevindt, niet verwacht wordt dat hij in de toekomst wel mee zal werken aan re-integratieactiviteiten. De gronden voor deze beslissing worden niet nader vermeld. Onvoldoende
is van de zijde van de directeur gesteld dat klager in het geheel geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn re-integratie en welke feiten en omstandigheden ertoe hebben geleid dat geconcludeerd kan worden dat klager dit op termijn ook niet zal doen.
Deze beslissing is dan ook onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd, en dient als onredelijk te worden aangemerkt. Het beroep zal gegrond worden verklaard.

15/1769/GA:
Op 28 april 2015 heeft de directeur een beslissing genomen tot terugplaatsing naar het basisprogramma met aanvulling van gronden. De beroepscommissie stelt vast dat de beslissing tot terugplaatsing reeds is genomen op 29 juli 2014 en het schrijven dan
ook aangemerkt zal worden als aanvulling van gronden naar aanleiding van de uitspraak RSJ 17 maart 2015, 14/3589/GA.
Klagers verzoek tot deelname aan het plusprogramma is, zo blijkt uit het verweerschrift van 26 mei 2015, afgewezen en gemotiveerd door enkel te verwijzen naar de aanvulling van gronden bij de beslissing van 29 juli 2014, waarin onder meer wordt
verwezen
naar een toelichting MDO gedateerd 23 april 2015.

Naar het oordeel van de beroepscommissie kan een motivering bij een beslissing tot degradatie van 29 juli 2014 een beslissing op een verzoek tot overplaatsing naar een groene afdeling van 16 april 2015 niet zonder meer dragen.
Dit klemt te meer daar niet is gebleken welke ontwikkelingen klager sinds zijn degradatie heeft doorgemaakt en of, en zo ja in welke mate hij thans verantwoordelijkheid neemt voor zijn re-integratie. De bijlage MDO van 23 april 2015 is daartoe
onvoldoende.

Gelet hierop voldoet de bestreden beslissing naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet aan de daaraan te stellen motiveringseisen. Reeds hierom zal het beroep ook gegrond worden verklaard en zal de uitspraak van de beklagcommissie worden
vernietigd. Het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie ziet geen aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming aan klager nu, afgezien van de vraag of het niet meewerken aan KVV dan wel re-integratie in het geval van klager als “rood” of “oranje” gedrag moet worden aangemerkt nu
klager wel naar het RIC gaat, in ieder geval niet is gebleken dat klager, conform artikel 1d, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing op alle onderdelen van goed gedrag (groen gedrag) positief heeft gescoord gedurende een
periode van zes weken.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep in 15/1274/GA gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

De beroepscommissie verklaart het beroep in 15/1769/GA gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

De beroepscommissie draagt de directeur op in beide zaken binnen veertien dagen na ontvangst van deze beslissing een nieuwe en gemotiveerde beslissing te nemen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, R. van Benthem RA en drs. R.K. Boelens, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 9 oktober 2015

secretaris voorzitter

Naar boven