Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2674/GV, 24 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:24-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2674/GV

betreft: [klager] datum: 24 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 mei 2015 genomen beslissing van de (toenmalige) Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. Het advies van de medisch adviseur is op onzorgvuldige wijze tot stand gekomen. De medisch adviseur is voorbij gegaan aan een eerder advies en heeft blijkbaar eerdere rapportages
van
psychologen van het PPC niet meegewogen in haar advies. De medisch adviseur heeft aangegeven dat het advies gebaseerd is op de informatie die verstrekt is door de locatie Zoetermeer. Uit een rapportage van de locatie Zoetermeer blijkt dat door die
locatie onjuiste, onzorgvuldige en onvolledige informatie is verstrekt aan de medisch adviseur. De medisch adviseur heeft aangegeven dat als de casemanager contact zou opnemen met de medisch adviseur en de ontbrekende en onjuiste gegevens alsnog op zou
sturen dit een eventueel nieuw advies zou versnellen. Klagers situatie verslechtert iedere dag.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. De directeur van de locatie Zoetermeer heeft negatief geadviseerd naar aanleiding van het advies van de medisch adviseur. Een eerder verzoek om
strafonderbreking is eveneens afgewezen. Het beroep tegen deze beslissing is door de beroepscommissie ongegrond verklaard, RSJ 13 maart 2015, 15/461/GV.
Opnieuw is advies gevraagd aan de medisch adviseur. In het advies van 29 april 2015 heeft de medisch adviseur aangegeven dat er nog steeds geen medische noodzaak is om strafonderbreking te verlenen. Klagers verzoek is om die reden door de
Staatssecretaris afgewezen. Klager blijft volharden in zijn klacht over zijn gezondheid in detentie. Naar aanleiding hiervan heeft de medisch adviseur recent uitgebreid geadviseerd. Haar rapport van 28 juli 2015 is bij de stukken gevoegd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De vrijhedencommissie en het MDO van de locatie Zoetermeer hebben negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat er volgens de medisch adviseur geen medische noodzaak is.
De medisch adviseur heeft aangegeven dat er geen medische redenen zijn om strafonderbreking aan klager te verlenen.
Het Openbaar Ministerie heeft zich van advies onthouden.
De politie heeft positief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een in Noorwegen opgelegde gevangenisstraf van twaalf jaar en zes maanden met aftrek, wegens een drugsdelict. Sinds 2 november 2011 ondergaat klager de gevangenisstraf in het kader van de WOTS in Nederland. De wettelijk vroegst
mogelijke datum van invrijheidstelling valt op of omstreeks 22 december 2017. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van vier dagen en in totaal 63 dagen vervangende hechtenis op grond van de Lex Mulder te ondergaan.

Op grond van artikel 37 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan strafonderbreking worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de
inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan.

Een eerder beroep van klager tegen afwijzing van een verzoek om strafonderbreking is ongegrond verklaard, RSJ 13 maart 2015, nr. 15/461/GV.
Klager heeft vervolgens opnieuw gevraagd om strafonderbreking. Naar aanleiding van dit verzoek heeft de Staatssecretaris wederom de medisch adviseur om advies gevraagd. De medisch adviseur heeft 29 april 2015 op basis van klagers medisch dossier
geoordeeld dat er geen sprake was van een situatie waarin onvoldoende zorg geleverd kon worden en dat er geen reden was om aan klager strafonderbreking te verlenen. Op 2 juni 2015 heeft de locatie Zoetermeer de medisch adviseur gevraagd opnieuw
onderzoek te doen naar eventuele detentieongeschiktheid van klager. De medisch adviseur heeft inzage gehad in klagers medisch dossier en heeft klager op 17 juni 2015 gezien en gesproken. Vervolgens heeft de medisch adviseur gesproken met de behandelend
inrichtingsarts en de toenmalig behandelend huisarts. Besproken is dat verwijzing naar een revalidatiearts zinvol zou kunnen zijn, dat pijnstilling kan worden aangepast, fysiotherapie zou kunnen worden herstart en dat opnieuw een TENS-apparaat zou
kunnen worden aangevraagd. Op een later tijdstip heeft de medisch adviseur gesproken met de behandelend inrichtingspsycholoog die aangaf dat klager inmiddels door de inrichtingspsychiater was gezien en hem medicatie was voorgeschreven. Een voorgestelde
verwijzing naar een FPK of een FPA is vervolgens afgewezen. Klager is opgenomen in het justitieel centrum voor somatische zorg in verband met toename van rugklachten en een valincident. Op 28 juli 2015 heeft de medisch adviseur contact gehad met een
van
klagers behandelend artsen en bleek dat hem pijnstilling is aangeboden en dat hij hydrotherapie zou krijgen. Na overleg met collega-medisch adviseurs heeft de medisch adviseur geconcludeerd dat er behandelmogelijkheden zijn voor klager in detentie en
dat klager wellicht kan worden gemotiveerd om alsnog bepaalde behandelingen te accepteren.
Op 28 juli 2015 heeft de medisch adviseur inzake het verzoek om strafonderbreking geconcludeerd dat er geen medische redenen zijn voor detentieongeschiktheid of om strafonderbreking aan klager te verlenen. Naar het oordeel van de beroepscommissie is
niet gebleken dat de Staatssecretaris niet van de adviezen van de medisch adviseur heeft mogen uitgaan. Reeds hierom is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing tot afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking niet als onredelijk of
onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 24 augustus 2015

secretaris voorzitter

Naar boven