Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1309/GA, 20 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1309/GA

betreft: [klager] datum: 20 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 april 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 juli 2015, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. J. MacKernan, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Nieuwegein. Hoewel klager, die zich inmiddels
in
vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf d.d. 17 december 2014 van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens een woordenwisseling en handgemeen met medegedetineerden.
b. de beslissing d.d. 18 december 2014 tot degradatie van klager naar het basisprogramma.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager ontkent dat er sprake was van fysiek geweld. Hij had alleen een woordenwisseling met een medegedetineerde.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het incident is door een personeelslid gezien en duidelijk beschreven in het verslag. Het andere personeelslid heeft niet kunnen zien of klager de
medegedetineerde heeft geslagen. Met dit incident heeft klager tot driemaal toe geen goed gedrag getoond. De directeur weet niet of de procedure verder via het MDO of via een versnelde procedure is verlopen. Bij de afweging die tot de beslissing tot
degradatie heeft geleid, heeft de directeur al het gedrag van klager op alle gebieden betrokken.

3. De beoordeling
a.
Het geen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

b.
In de uitspraak van 10 november 2014 (RSJ 10/11/2014, 14/1918/GA) heeft de beroepscommissie geoordeeld dat de directeur voorafgaand aan een beslissing tot degradatie een belangenafweging dient te maken. Bij die belangenafweging dient de directeur het
‘oranje-gedrag’ dan wel het ‘rode gedrag’ van de gedetineerde af te zetten tegen het structurele gedrag, waaronder al het ‘groene gedrag’, van de gedetineerde en uit die belangenafweging dient duidelijk te blijken waarom het ‘oranje-gedrag’ dan wel
‘rode gedrag’ van de gedetineerde, bezien in het licht van het uitgangspunt van het DBT dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun re-integratie, dient te leiden tot degradatie. Die belangenafweging dient, vanwege de ingrijpende
gevolgen van die beslissing voor de gedetineerde, maar ook vanwege de toetsbaarheid van die beslissing achteraf door de beklag- en beroepscommissie, inzichtelijk te zijn en schriftelijk te worden vastgelegd.

Klager is gedegradeerd, omdat hij betrokken is geweest bij een handgemeen met een medegedetineerde. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt welke belangenafweging hij heeft gemaakt. Niet gebleken is
dat
ook het positieve gedrag van klager bij de beslissing is betrokken. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht
termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager en stelt deze vast op
€ 30,=

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond wat betreft beklagonderdeel a en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep gegrond wat betreft beklagonderdeel b, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en drs. R.K. Boelens, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 20 juli 2015

secretaris voorzitter

Naar boven