Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4726/GA en 14/4913/GA, 24 april 2015, beroep
Uitspraakdatum:24-04-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4726/GA en 14/4913/GA

betreft: [klager] datum: 24 april 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. Maat, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen twee uitspraken van 10 december 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 maart 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Klagers raadsvrouw is eveneens niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van zes dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens het aantreffen van contrabande (alcoholhoudende vloeistof) in de verblijfsruimte en
onacceptabel
gedrag jegens het personeel (14/4762/GA);
b. de inbeslagname van een tweetal horloges (14/4913/GA).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht – zakelijk weergegeven –:
Ten aanzien van onderdeel a:
Klager verbleef toen in een meerpersoonscel, de waargenomen alcohol- en wietlucht kunnen daarom ook van zijn celgenoot afkomstig zijn geweest. Dat geldt ook voor de aangetroffen vloeistof. Klager heeft toen niet de weg voor het personeel versperd, toen
zij de cel binnenkwamen, hij zat op dat moment op het toilet.

Ten aanzien van onderdeel b:
De twee horloges zijn onder klager in beslag genomen. Hij is eigenaar van die horloges. Als hij volgens de regels niet over die horloges zou mogen beschikken, dan kunnen deze in de fouillering van klager worden opgeborgen en aan hem worden teruggegeven
bij het verlaten van de inrichting. Klagers stelling is dat hij de horloges wel heeft ingevoerd in de locatie Roermond. Een van de horloges had hij al in Breda ingevoerd en droeg hij bij binnenkomst in Roermond. Helaas is dat op de invoerlijst van
Breda
niet goed leesbaar. Het andere horloge heeft hij zelf in Roermond ingevoerd. Het feit dat dit niet op de invoerlijst zou staan, wil volgens klager niets zeggen. Hij heeft ook een aquarium ingevoerd, ook die zaak staat niet op de invoerlijst. Nu klager
in ieder geval civielrechtelijk eigenaar is van de horloges, moeten deze aan hem worden teruggegeven. Klager heeft meermalen om die teruggave verzocht maar daar is door de inrichting nooit op gereageerd.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
De directeur heeft zelf aan de betreffende vloeistof een alcohollucht waargenomen. Klagers medegedetineerde is zwaarder gestraft omdat deze heeft erkent alcohol te hebben gebruikt. In klagers verblijfsruimte is toen ongeveer tien liter vloeistof
aangetroffen. Uit ervaring weet het personeel dat, als iets in cel staat te gisten en naar alcohol ruikt, dit alcohol is. Het personeel heeft in eerste instantie die alcohollucht geconstateerd. Ten aanzien van het restant van de joint kan de directeur
niet aangeven of die joint nader onderzocht is. Er was geen sprake van een geplande celinspectie. Het betrof hier een steekproefsgewijs onderzoek.
Ten aanzien van onderdeel b van het beklag:
Voor het voorhanden hebben van zaken als horloges moet in de inrichting door de gedetineerden een handtekening worden gezet op de registratiekaart. Op klagers registratiekaart blijkt niet van een invoer van die horloges. Bij binnenkomst van de
gedetineerden worden ook de dan gedragen horloges geregistreerd. De horloges worden door de inrichting bewaard overeenkomstig de daarvoor geldende procedure. Klager is in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat hij de rechtmatige eigenaar is van die
horloges. Dat heeft hij niet gedaan.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a:
Bij gelegenheid van een steekproefsgewijze bijzondere celinspectie is in klagers verblijfsruimte, een meerpersoonscel, een grotere hoeveelheid vloeistof aangetroffen die naar alcohol rook. Die alcohollucht is door de directeur waargenomen. Gelet daarop
en gelet op hetgeen omtrent de celinspectie in het verslag van 27 augustus 2014 staat vermeld, kon de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in redelijkheid onderhavige beslissing nemen. Hetgeen in beroep ten aanzien van dit
onderdeel van het beklag is aangevoerd kan daarom – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ten aanzien van dit onderdeel van het beklag ongegrond
worden verklaard met bevestiging van de uitspraak van de beklagcommissie.

Ten aanzien van onderdeel b:
Uit de door de directeur ter zitting overgelegde afschriften van registratiekaarten van klager komt vast te staan dat door klager niet is getekend voor de invoer van de onder hem in beslag genomen horloges. Nu op grond van de huisregels van de locatie
dergelijke voorwerpen op de persoonlijke registratiekaart moeten worden vermeld en bij niet-vermelding in beslag worden genomen, is de beslissing van de directeur om die horloges in beslag te nemen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen,
niet onredelijk of onbillijk. Hetgeen in beroep ten aanzien van dit onderdeel van het beklag is aangevoerd kan daarom – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep
zal
daarom ten aanzien van dit onderdeel van het beklag ongegrond worden verklaard met bevestiging van de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie gaat er bij haar beslissing ten aanzien van het beslag vanuit dat de directeur daarmee handelt overeenkomstig de daarvoor geldende regels.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt beide uitspraken van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, dr. H.G. van de Bunt en dr. A.M. van Kalmthout, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 april 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven