Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0053/GA en 15/314/GA, 19 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:19-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/53/GA en 15/314/GA

betreft: [klager] datum: 19 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften,

ingediend door [...], verder te noemen klager, respectievelijk
door mr. M. de Reus, namens klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 januari 2015 en een uitspraak van 2 februari 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 april 2015, gehouden in de p.i. Vught, zijn klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde inrichting, gehoord.
Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft schriftelijk bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.
Als toehoorder was aanwezig [...], stagiaire bij de afdeling rechtspraak van de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het door het personeel buiten aanwezigheid van klager openen van klagers geprivilegieerde post tijdens een celinspectie op 2 februari 2015 (VU 2014/002052) en tijdens een celinspectie op 16 september 2014 en het door het personeel verkreukelen van
foto’s tijdens laatstgenoemde celinspectie (VU 2014/001792);
b. Het door het personeel verwijderen van goederen van klagers cel die hij wel op cel mocht hebben (VU 2014/001793) en
c. de inname van werkschoenen door het personeel (VU 2014/001794).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Na afloop van de celinspecties op 16 september 2014 en op 2 februari 2015 was post afkomstig van klagers advocaat
uit
de envelop gehaald, terwijl de post voor de celinspecties nog in de envelop zat. Ook zijn tijdens de celinspectie op 16 september 2014 klagers foto’s verkreukeld en zijn schoenen, pennen, drie linialen, stiften, een dekbedovertrek, lakens en slopen van
zijn cel verwijderd. Klager heeft als gevolg hiervan drie weken op slippers moeten lopen en kreeg bijna een rapport van de werkmeester. Het is toegestaan om twee paar schoenen op cel te hebben. Hij had niet meer schoenen op zijn cel dan is toegestaan.
Klager zag een paar weken later een personeelslid met één van zijn pennen schrijven.

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Post moet tijdens een celinspectie worden gecontroleerd. Het is op zo’n moment niet mogelijk de gedetineerde erbij te
halen. Als een brief uit een envelop wordt gehaald, wordt de brief niet gelezen. Het kan dus zijn dat de post van klagers advocaat uit de envelop is gehaald zonder dat klager er bij was. Er bestaat echter een verschil tussen de post inzien en de post
lezen. Indien tijdens een celinspectie spullen van een cel worden gehaald, wordt een briefje aan de gedetineerde gegeven. Dit is een ander soort briefje dan de celinspectielijst die zich in het dossier bevindt. De directeur maakt uit de
celinspectielijst op dat kussens, kussenslopen en een dekbedovertrek in beslag zijn genomen en dat een paar schoenen naar het bad is gebracht. Klager had teveel schoenen op zijn cel. Onderzoek heeft uitgewezen dat klager drie weken later zijn schoenen
heeft teruggekregen. Stiften en pennen zijn niet vermeld op de lijst. De directeur heeft begrepen dat er wel stiften en pennen van klagers cel zijn gehaald. Dit had geregistreerd moeten worden en klopt dan ook niet.

3. De beoordeling
a.
Als onweersproken is komen te staan dat bij gelegenheid van de inspectie van klagers cel op respectievelijk 16 september 2014 en op 2 februari 2015 geprivilegieerde post die zich op cel in een als van een advocaat afkomstig herkenbare enveloppe bevond
uit die enveloppe is gehaald buiten aanwezigheid van klager.

Uit artikel 36, tweede lid, van de Pbw volgt dat enveloppen of andere poststukken, afkomstig van of bestemd voor de in artikel 37, eerste of tweede lid, van de Pbw genoemde personen of instanties slechts in het bijzijn van de betreffende gedetineerde
mogen worden geopend en onderzocht op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen. Dit laatste om te waarborgen dat deze controle zich niet uitstrekt tot de geschreven inhoud van de poststukken. De vraag of deze bescherming ook geldt in geval enveloppen
of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor de in artikel 37, eerste lid, van de Pbw genoemde geprivilegieerde personen of instanties op de cel van de gedetineerde aanwezig zijn, heeft de beroepscommissie bij uitspraak van 29 januari 2014
(kenmerk 13/1993/GA) bevestigend beantwoord. Dit betekent dat als tijdens een celcontrole enveloppen of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor een geprivilegieerde persoon of instantie worden aangetroffen, deze slechts in het bijzijn van de
betreffende gedetineerde mogen worden geopend en worden onderzocht op de aanwezigheid van contrabande.

Nu klagers geprivilegieerde post buiten zijn aanwezigheid uit de enveloppe is gehaald, zal de beroepscommissie het beroep van klager in zoverre gegrond verklaren. Voor het overige verklaart de beroepscommissie het beroep ten aanzien van a. ongegrond.

B. en c.
Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de beroepscommissie vast dat tijdens de celinspectie op 16 september 2014 verschillende goederen van klagers cel zijn verwijderd. In de celinspectielijst is vermeld dat klager twee kussens,
twee kussenslopen en één dekbedovertrek teveel op cel had. De verwijdering van genoemde goederen van klagers cel kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

In de celinspectielijst is voorts vermeld dat drie paar schoenen, drie linialen en een dekbedovertrek naar de visitatie zijn gebracht. Eén paar werkschoenen is aan het personeel gegeven. Uit de celinspectielijst volgt niet dat klager deze werkschoenen
teveel op cel had. Pennen en stiften zijn niet op de celinspectielijst vermeld terwijl door de directeur ter zitting is bevestigd dat pennen en stiften van klagers cel zijn verwijderd. De verwijdering van werkschoenen, pennen en stiften van klagers cel
is hoe dan ook niet op zorgvuldige wijze geschied. Het beroep zal in zoverre gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a., voor zover gericht tegen het buiten klagers aanwezigheid uit de enveloppe halen van geprivilegieerde post, gegrond, vernietigt de uitspraken van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het
beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij verklaart het beroep ten aanzien van a. voor het overige ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van b., voor zover dat is gericht tegen het verwijderen van pennen en stiften van klagers cel, eveneens gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag
alsnog gegrond. Zij verklaart het beroep ten aanzien van b. voor het overige ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van c. gegrond en vernietigt de uitspraken van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van in totaal € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 19 mei 2015

secretaris voorzitter

Naar boven