Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3923/TB, 27 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:27-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3923/TB

betreft: [klager] datum: 27 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Polderman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 10 oktober 2014 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 maart 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting(en) (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft op 10 oktober 2014 beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC de Pompestichting (hierna: de Pompestichting), hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers
verblijf in genoemde longstayvoorziening, waarbij het individuele beveiligingsniveau is vastgesteld op: midden.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 11 mei 1988 veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 23 januari 1989
geplaatst in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen. Vervolgens is klager op 26 april 2000 overgeplaatst naar FPC De Oostvaarderskliniek (voorheen genoemd TBS-kliniek De Singel en Flevo Future) en op 13 februari 2006 naar de longstayvoorziening van
De
Pompestichting.
Op 16 januari 2013 is klager in het kader van de hertoetsing opnieuw geselecteerd voor de Pompestichting, waarbij het individuele beveiligingsniveau is vastgesteld op hoog. In het kader van deze herbeoordeling heeft het LAP op 18 december 2012
geadviseerd de longstaystatus voort te zetten onder de voorwaarde dat in februari 2014 een nieuwe herbeoordeling van de longstaystatus zou plaatsvinden. Op 22 mei 2013 met nummer 13/190/TB heeft de beroepscommissie het door klager ingediende beroep
tegen de longstayplaatsing van 16 januari 2013 ongegrond verklaard. Op 10 december 2013 heeft de Pompestichting opnieuw geadviseerd de longstaystatus van klager voort te zetten. Op 11 juli 2014 heeft de LAP geadviseerd tot voortzetting van de
longstaystatus van klager, onder de voorwaarde dat na een jaar een herbeoordeling zal plaatsvinden. Omtrent het individuele beveiligingsniveau heeft de LAP de inrichting verzocht om aanvullende informatie. Op 18 september 2014 heeft de inrichting
geadviseerd het individuele beveiligingsniveau vast te stellen op matig tot hoog. Op 30 september 2014 heeft de LAP geadviseerd het individuele beveiligingsniveau vast te stellen op midden. Op 10 oktober 2014 is klager in het kader van de vervroegde
herbeoordeling van de longstaystatus opnieuw geselecteerd voor de Pompestichting, met als individueel beveiligingsniveau: midden. Het onderhavige beroep is hiertegen gericht.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De aanbevelingen van de LAP van 18 december 2012 zijn niet uitgevoerd. Met klager zijn geen strategieën besproken ter regulering van zijn libido, noch zijn hem handvatten geboden om met
mogelijke libido-ontremmingen om te gaan. Vast staat dat er geen incidenten zijn geweest, waarbij klager openlijk heeft gemasturbeerd. Het beveiligingsniveau kan op laag worden vastgesteld. Klagers rechterbeen is als gevolg van een levensbedreigende
infectie grotendeels geamputeerd. Hij verplaatst zich thans in een rolstoel en is fysiek niet in staat zich te onttrekken tijdens een mogelijk verlof. Er is geen recidivegevaar meer aanwezig. Klager wil uitstromen naar een vervolgtraject waar
resocialisatie tot de mogelijkheden behoort.
Klager zit momenteel in een revalidatietraject, waarbij hem een passende prothese zal worden aangemeten, die tevens geschikt is om te sporten. Klager is gedurende zijn verblijf in de inrichting zo’n 80 maal op verlof geweest. Deze verliepen alle goed.
Klager is geen ruziezoeker, maar als hij onheus wordt behandeld gaat hij de strijd aan. Klager heeft zijn discipline opgebouwd gedurende zijn loopbaan als militair. Klager meent dat de situatie in De Oostvaarderskliniek hem te lang wordt nagedragen.
Klager wil geen medicatie, alleen biologische middelen en vitaminen. Klager ontvangt wel medicatie in verband met de pijn in klagers been. Klager heeft in verband met zijn delict psychotherapie gekregen en uitvoerige gesprekken gevoerd met de
behandelcoördinator en therapeut. Klager erkent dat het in de Pompestichting niet altijd goed is gegaan, maar zijn delict is geen issue meer. Hij kreeg verlof en werd daarbij begeleid door een vrouw. Klager zal haar beschermen als haar iets zou
gebeuren. De adviezen van het PBC hebben onvoldoende geleid tot een behandeling.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Aan de aanbevelingen van de LAP van 18 december 2012 is gevolg gegeven. De inrichting heeft verschillende gesprekken met klager gevoerd om de diagnostische
overwegingen van het PBC met betrekking tot het bestaan van een erotomane waan te toetsen teneinde de noodzaak van anti-psychotische medicatie vast te kunnen stellen. De inrichting ziet geen indicatie voor anti-psychotische medicatie. Bovendien weigert
klager elke medicatie. Verder is getracht hem te motiveren voor gesprekken over de vroege seksuele ontwikkeling en een vroeger doorgemaakt trauma. Ondanks de ingezette behandeling is nog steeds geen verandering waargenomen in de kernproblematiek van
klager. Klager heeft geen inzicht in zijn problematiek. Klager functioneert relatief stabiel wanneer er geen druk op hem wordt gelegd. Klager lijkt gebaat bij een vaste en strakke structuur en een duidelijke en voorspelbare omgeving met een bejegening
die is aangepast op het gedrag van klager. De huidige verblijfsafdeling biedt de beste bescherming ten aanzien van delictrisico’s. Door ernstige gezondheidsproblemen is zijn behandeling tijdelijk op een lager pitje komen te staan. Een en ander is ook
van invloed geweest op de vaststelling van het beveiligingsniveau. Eerder was het beveiligingsniveau vastgesteld op hoog. Er is slechts beperkt zicht op zijn belevingswereld. Klager wordt nog altijd beperkt inschatbaar geacht. Het behandelteam van de
Pompestichting heeft het individuele beveiligingsniveau ingeschat op matig tot hoog. Het LAP heeft het individuele beveiligingsniveau ingeschat op midden.
Er heeft geen verandering plaatsgevonden in het toestandsbeeld van klager en zijn gedrag. De Pompestichting en het LAP zien geen aanleiding het individuele beveiligingsniveau verder te verlagen van midden naar laag, ondanks dat klager nu in een
rolstoel
zit. De inrichting heeft grote zorgen over klager. Gelet op klagers weerstand bij het gebruiken van de prothese is bij het behandelteam het besef gegroeid dat het rouwproces ten aanzien van het verlies van het been is gestagneerd. Klager blijft
aangegeven dat hij geen problemen heeft. Confrontaties over het verlies van zijn been verdraagt klager niet en leidt tot zeer felle en zelfs verbaal-agressieve reacties. Klager zegt bijvoorbeeld dat niemand moet denken dat hij zwak is; hij is nog in
staat om iemand tegen de vlakte te slaan mocht hij het idee krijgen dat de ander hem als mindervalide beschouwt. De narcistische problematiek van klager lijkt het op gang brengen van een adequaat rouwpoces ernstig in de weg te staan. Het behandelteam
heeft de indruk dat klager in wisselende mate paranoïde gekleurde gedachten heeft. Op de afdeling is sprake van grote controlebehoefte, hij houdt alles in de gaten. Klager heeft inmiddels ingestemd met een kennismakingsgesprek met de psycholoog die met
hem aan de seksuele anamnese zou kunnen gaan werken. Bereidheid tot samenwerking en openheid over de seksualiteitsbeleving zijn factoren die van belang zijn bij het al dan niet slagen van een dergelijk traject. Gezien klagers massale afweer voor
gevoelens van kwetsbaarheid is het de vraag of dit zal slagen. Recentelijk was sprake van een incident waarbij klager masturberend is aangetroffen op zijn kamer, met de deur op een kier en vrouwelijk personeel in het zicht. Hiermee ligt zijn gedrag in
het verlengde van het delictrisico en is het voortzetten van de longstaystatus volgens de inrichting wenselijk, zo niet noodzakelijk.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 13 februari 2006 in de longstayvoorziening van de Pompestichting.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

Op 22 mei 2013 heeft de beroepscommissie het beroep van klager tegen een eerdere beslissing van de Staatssecretaris van 16 januari 2013 tot voortzetting van klagers verblijf in de longstayvoorziening van de Pompestichting ongegrond verklaard. Aan het
besluit van 16 januari 2013 lag onder meer het LAP-advies van 18 december 2012 en een rapportage van het PBC van 2 november 2012 van G., psycholoog en K., psychiater, ten grondslag. Het LAP achtte het in navolging van het PBC wenselijk te exploreren of
er mogelijkheden zijn voor een therapeutische benadering van de seksuele problematiek van klager, zowel psychotherapeutisch als medicamenteus. In het kader van de medicamenteuze behandeling zou naast het inzetten van antipsychotische medicatie ook het
inzetten van antidepressiva in overweging kunnen worden genomen, om het dwangmatig openlijk masturberen tegen te gaan. In verband hiermee heeft de LAP geadviseerd dat in februari 2014 een nieuwe herbeoordeling van de longstaystatus zal plaatsvinden.

Op 11 juli 2014, aangevuld op 30 september 2014, heeft het LAP in het kader van de nieuwe herbeoordeling geadviseerd de longstaystatus voort te zetten, onder de voorwaarde dat er na een jaar een herbeoordeling van de longstaystatus zal plaatsvinden.
Het
LAP schat het individuele beveiligingsniveau in als: midden. Uit de stukken komt naar voren dat de behandelcoördinator verschillende gesprekken met klager heeft gevoerd om hem te motiveren voor gesprekken over de vroege seksuele ontwikkeling en een
vroeger doorgemaakt trauma. Klager heeft ingestemd met gesprekken met een psycholoog. De psychiater van de kliniek ziet geen aanwijzingen voor een erotomane waan, echter wel voor verhoogde achterdocht. Er wordt nadrukkelijk door de inrichting geen
indicatie gezien om klager in te stellen op een antipsychotisch medicijn, los van het feit dat klager elke medicatie pertinent weigert. Het LAP acht het aangewezen dat de gesprekken met de psycholoog worden opgestart en het na een jaar nader wordt
geïnformeerd over de uitkomst van deze gesprekken en de invloed van de gewijzigde gezondheidstoestand van klager op de behandelingsmogelijkheden.

De beroepscommissie onderschrijft het LAP-advies en de hierin getrokken conclusie dat een hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is. De beroepscommissie acht een herbeoordeling van de longstaystatus na een jaar aangewezen
ten
einde na te gaan of een gunstige revalidatie van klager van invloed is op zijn bereidheid mee te werken aan een behandeling. Tevens kunnen dan – zoals de LAP adviseert – de uitkomsten van de gesprekken met de psycholoog bij de dan te verrichten
herbeoordeling worden betrokken. Gelet hierop en de overige overgelegde stukken, is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening in de
rede ligt. Vooralsnog zijn geen redenen gebleken klager (tijdelijk) over te plaatsen naar een behandelinrichting voor observatie c.q. het opstarten van een behandelpoging. De in 2012 door het PBC geformuleerde aanbevelingen zijn naar het oordeel van de
beroepscommissie voldoende door de inrichting opgevolgd. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, prof. dr. B.C.M. Raes en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 27 maart 2015

secretaris voorzitter

Naar boven