Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4706/GV, 27 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:27-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4706/GV

betreft: [klager] datum: 27 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 december 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. G.W.L.A.M. Koppen om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De redenering van de selectiefunctionaris is vaag en ongegrond. Klager is weliswaar veroordeeld, maar heeft geen eerlijk proces gehad. Hij is onschuldig. Een ontkennende verdachte/gedetineerde hoeft niet
deel te nemen aan terugkeeractiviteiten. Dit mag geen reden zijn om een verlofaanvraag te weigeren. Naar klagers weten is er geen concrete problematiek bij hem geconstateerd. Hij heeft nooit een rapport gekregen of in fysieke zin ruzie gehad met
medegedetineerden. Hij heeft een aanvaardbaar verlofadres en positieve adviezen van de politie en van de officier van justitie. Het is klager een raadsel waarom het maatschappelijk onaanvaardbaar zou zijn om hem met verlof te laten gaan.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De verlofcommissie van de penitentiaire inrichtingen Vught heeft negatief geadviseerd ter zake van verlofverlening, omdat zij gezien klagers gedrag onvoldoende vertrouwen heeft in een goed verloop van het verlof. Klager is in eerste aanleg schuldig
bevonden en veroordeeld door de rechtbank. Hij staat niet open voor interventies die noodzakelijk zijn om een risico-inschatting te maken van de problematiek. De problematiek wordt omschreven in de indicatiestelling voor het PPC, het verzoek tot
plaatsing in het PPC en het verzoek tot algemeen verlof. Klager wil zich niet laten onderzoeken en wil geen openheid van zaken geven. Hij weigert mentorgesprekken en doet geen moeite om een relatie aan te gaan met het behandelteam in het PPC. Vóór
plaatsing in het PPC heeft hij in een regulier huis van bewaring verschillende strafrapporten ontvangen. Op grond van klagers gedrag is een risico-inschatting noodzakelijk voordat er kan worden overgegaan tot het verlenen van vrijheden. Op dit moment
wordt het risico voor een niet ongestoord verlof als gevolg van de gestoorde persoonlijkheid van klager aanwezig geacht. Tevens is er geen geldig legitimatiebewijs voorhanden waardoor klager niet kan voldoen aan de legitimatieplicht op grond waarvan de
verlofaanvraag tevens afgewezen dient te worden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het PPC Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat er onvoldoende vertrouwen is in een goed verloop van het verlof. Met betrekking tot het nakomen van afspraken is onbetrouwbaarheid gebleken. Verder is er
geen geldig ID-bewijs binnen de inrichting aanwezig.
De officier van justitie heeft aangegeven positief te adviseren indien er een contactverbod met S. E. wordt opgelegd.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en akkoord bevonden.

3. De beoordeling
Klager heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een veroordeling door het gerechtshof wegens een gekwalificeerd vermogensdelict. Zijn fictieve einddatum is thans bepaald op 26 juni 2015.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers verlofaanvraag.

De beroepscommissie acht het risico voor een niet ongestoord verlof op grond van de hiervoor aangevoerde gronden, met name gelegen in de passieve opstelling van klager, onvoldoende zwaarwegend om een afwijzing op te baseren. De beroepscommissie acht
het
van belang dat er met het oog op mogelijke vervolgaanvragen een reële inschatting van het risico wordt gemaakt. Nu een geldig identiteitsbewijs ontbreekt, is niet voldaan aan een van de voorwaarden voor verlofverlening en is afwijzing hiervan
gerechtvaardigd. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 27 januari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven