Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/0351/GA, 3 september 2001, beroep
Uitspraakdatum:03-09-2001

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/351/GA

betreft: [klager] datum: 3 september 2001

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 8 februari 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 6 februari 2001 van de beklagcommissie bij de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 juli 2001, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Over-Amstel te Amsterdam, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.G.M. Ostojic-Hanssen, gehoord.
De directeur van de locatie De IJssel heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Hij heeft bij brief van 31 juli 2001 gereageerd op het schriftelijke verzoek van de beroepscommissie d.d. 10 juli2001 tot het verschaffen van nadere informatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet in de inrichting mogen invoeren van een eigen computer ten behoeve van het afmaken van een reeds door klager gestarte computercursus praktijkdiploma informatica (PDI).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik volg sinds 1998 de cursus PDI waarvan ik nog twee modules moet doen. De computer heb ik in 1999, tijdens mijn verblijf in een andere penitentiaire inrichting, gekocht. Al de tijd die ik in de locatie De IJssel verblijf, heb ikniet aan de cursus kunnen werken. De computers in de inrichting draaien op MS-Dos. Ik heb voor mijn cursus Windows 2000 en Office 2000 aangeschaft. De inrichtingscomputers hebben te weinig geheugen om deze programma's op te kunneninstalleren.
Binnen de inrichting zijn nog zeker twee gedetineerden die wel een eigen computer op cel hebben.
Ik heb een eigen bedrijfje. Ik verkoop hier nog niet voor, maar werk voor mezelf. Als ik een computer zou hebben, zou dit bedrijf voortgezet kunnen worden.

Namens klager is daar, overeenkomstig de ter zitting overgelegde pleitnotitie, door zijn raadsvrouw het volgende aan toegevoegd.
Klager is al in 1998, derhalve vóór zijn detentie, begonnen met de zelfstudie PDI en heeft daartoe een computer aangeschaft. Voor deze cursus heeft hij een computer nodig waarop Windows 2000 en Office 2000 kunnen draaien. Decomputer moet daarvoor beschikken over minimaal 128 Mb werkgeheugen en 6 Gb schijfruimte. De computers bij de afdeling onderwijs van de locatie De IJssel beschikken over een werkgeheugen van 4 Mb en 200 Mb schijfruimte. Bovendienkan klager niet ten allen tijde gebruik maken van de computers van de afdeling onderwijs, maar dient hij zich daarvoor op te geven en wordt er een wachtlijst gehanteerd. Voorts heeft klager een eigen bedrijf waarvoor hijinternet-pagina's ontwerpt. Ook daarvoor dient hij de beschikking te kunnen hebben over een eigen computer.
Feitelijk komt het voorgaande erop neer dat klager door de inrichting niet in staat wordt gesteld zijn opleiding, waar hij reeds lang geleden mee begonnen is, te voltooien. Dit is in strijd met artikel 48 PBW, artikel 23 van deGrondwet en artikel 2 van het eerste Protocol bij het EVRM. Door het niet kunnen voortzetten van de opleiding komt klagers resocialisatie in het gedrang. Onderwijs is immers een belangrijke pijler van het resocialisatiebeginsel.
De beroepscommissie heeft in een uitspraak in februari 1998 bovendien geoordeeld dat het onredelijk en onbillijk is indien in de ene inrichting een computer aangeschaft en gebruikt mocht worden en deze computer bij overplaatsingnaar een andere inrichting niet meer gebruikt mag worden.

Uit de nader verschafte informatie van de directeur komt het volgende naar voren.
Alle computers in de onderwijslokalen hebben 32 Mb werkgeheugen en 1 Gb vrije schijfruimte. Alle leencomputers hebben 64 Mb werkgeheugen en 490 Mb vrije schijfruimte.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 45, eerste lid, PBW kan in de huisregels van de inrichting worden bepaald dat het bezit van bepaalde soorten voorwerpen binnen de inrichting of een bepaalde afdeling daarvan verboden is, indien dit noodzakelijkis in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel de beperking van de aansprakelijkheid van de directeur voor de voorwerpen.
In het tweede lid van artikel 45 PBW wordt bepaald dat de directeur de gedetineerde toestemming kan geven hem toebehorende voorwerpen, waarvan het bezit niet verboden is ingevolge het eerste lid, in zijn verblijfsruimte te plaatsendan wel bij zich te hebben, voorzover dit zich verdraagt met het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en/of het belang van de directeur terzake zijn aansprakelijkheid voor de voorwerpen.
In de ministeriële regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen d.d. 24 juli 1998, nr. 705050/98/DJI, hoofdstuk 4.5.1 wordt een en ander nader uitgewerkt. In de praktijk kunnen zich drie situaties voordoen:
a) het voorwerp staat op de lijst van verboden voorwerpen;
b) het voorwerp staat op de lijst van toegestane voorwerpen en
c) het voorwerp staat op geen van beide hiervoor genoemde lijsten.

Ten aanzien van computers geldt dat deze niet voorkomen op de, in de huisregels van de p.i. "De IJssel" opgenomen, lijst van in de inrichting verboden voorwerpen, noch op de lijst van toegestane voorwerpen. Een computer is derhalveeen voorwerp als genoemd onder c.

Ter beoordeling staat de vraag of de beslissing van de directeur om invoer van klagers computer niet toe te staan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Dat is naar hetoordeel van de beroepscommissie het geval. Weliswaar is in de huisregels buiten de lijst van verboden voorwerpen een passage opgenomen waarin is bepaald dat het de gedetineerden niet toegestaan is een computer en de daarbijbehorende randapparatuur in te voeren, doch dat wordt in het onderhavige geval, gelet op het belang van resocialisatie van klager, onredelijk en onbillijk geacht. Daarbij is het volgende in overweging genomen.
Klager heeft ten behoeve van zijn cursus PDI zijn computer nodig, omdat de inrichtingscomputers niet voldoen aan de minimumvereisten waaraan een computer moet voldoen om Windows 2000 en Office 2000 te kunnen draaien. Dit is hetgeval daar alle computers in de onderwijslokalen 1 Gb vrije schijfruimte en 32 Mb werkgeheugen hebben en alle leencomputers 490 Mb vrije schijfruimte en 64 Mb werkgeheugen, terwijl voor Windows 2000 en Office 2000 volgens Microsoftde volgende systeemvereisten gelden. Voor Windows 2000 is minimaal een harde schijfruimte van 650 Mb en een geheugen van 64 Mb vereist. Voor Office 2000 is minimaal een harde schijfruimte van 250 Mb vereist. Het vereiste geheugen isafhankelijk van welke applicatie is gestart. Hiervoor is in de regel per applicatie 4 tot 8 Mb boven op de vereisten van Windows 2000 nodig. Verder moet de harde schijfruimte bij elkaar worden opgeteld, zodat in totaal 900 Mbschijfruimte
nodig is.
Daarnaast is aannemelijk geworden dat klager de computer heeft aangeschaft terwijl hij reeds in detentie verbleef en hij heeft deze vervolgens tot zijn overplaatsing naar De IJssel voortdurend onder zich gehad.
Ten slotte heeft klager gesteld en is door de directeur niet weersproken dat ten aanzien van een enkele andere gedetineerde ook op grond van bijzondere omstandigheden een uitzondering is gemaakt op de geldende regel dat eigencomputers niet zijn toegestaan op cel.
Het beroep zal gelet op het voorgaande gegrond worden verklaard. De beroepscommissie vernietigt de beslissing van de directeur en zal een nieuwe beslissing nemen, inhoudende het verlenen van toestemming aan klager tot het invoerenvan zijn eigen computer in de inrichting.
Zij zal klager een tegemoetkoming toekennen van f. 100,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij vernietigt de bestreden beslissing van de directeur en neemt een nieuwe beslissing, inhoudende het verlenen van toestemming aan klager tot het invoeren van zijn eigen computer in de inrichting.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van f. 100,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, prof. dr. Beyaert en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 3 september 2001.

secretaris voorzitter

Naar boven