Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1744/GA, 21 november 2002, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1744/GA

betreft: [klager] datum: 21 november 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 21 augustus 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 14 augustus 2002 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Achterhoek, locatie Ooyerhoek te Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. H. de Jong om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afhandeling door de directeur van zijn verzoek om een computer op cel te hebben.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.
De directie had bij huisregels d.d. 3 juni 2002 bepaald dat het onder bepaalde voorwaarden was toegestaan een computer op cel te hebben. Na invoering van de landelijke regeling van DJI op basis waarvan geen computers op cel meerzijn toegestaan, heeft de directie de huisregels per juli 2002 aangepast in de zin dat geen computers op cel zijn toegestaan. Er is derhalve wel sprake van een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60 Pbw.
Daar het beheer van de inrichting bij de directeur ligt en deze redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat die landelijke regeling in strijd is met de wet, hoeft hij aan die regeling geen gehoor te geven. De directeur heeft een eigenbeslissingsbevoegdheid en dient er rekening mee te houden dat door die landelijke regeling een aantal rechten wordt geschonden, zoals het recht op eigendom en het recht op onderwijs.
Klager heeft een computer, die voldoet aan de voorwaarden die golden vóór de invoering van de landelijke regeling. Klager volgt een HBO-opleiding, waarvoor de aanwezigheid van een computer op cel onontbeerlijk is. Als hij geencomputer op zijn cel mag hebben, wordt zijn studie onmogelijk gemaakt en worden zijn kansen op een geslaagde terugkeer in de maatschappij onmogelijk gemaakt. Dit is in strijd met de artikelen 48 en 2 Pbw.
Klager verwijst in dit verband naar een tweetal zaken (00/837/GA d.d. 17 juli 2002 en 01/351/GA d.d. 3 september 2001), waarin de beroepscommissie heeft geoordeeld dat ten behoeve van studie een computer benodigd is.
Bovendien ziet de landelijke regeling op ICT-middelen die zijn aangesloten of kunnen worden aangesloten op het justitiële netwerk. Klagers computer beschikt niet over middelen om op welke wijze dan ook een verbinding te maken metenig netwerk.
Ook na invoering van die landelijke regeling heeft een gedetineerde nog steeds een computer op zijn cel. Dat kan ook in deze inrichting, waar, in tegenstelling tot andere inrichtingen, de controle optimaal is en geen misbruik vancomputerbezit werd en wordt gemaakt.
Klager wenst in beroep te worden gehoord als daarvoor een mogelijkheid bestaat.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om het beroep te kunnen beoordelen. Zij wijst klagers verzoek om te worden gehoord derhalve af.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.
Hierbij is in aanmerking genomen dat ten tijde van de uitspraak van de beklagcommissie nog geen sprake was van een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60 Pbw. Blijkens de stukken is eerst op 26 augustus 2002 door dedirecteur schriftelijk aan klager bericht dat hem niet wordt toegestaan een computer op cel te hebben, overigens op basis van een negatief advies van het hoofd van de afdeling informatisering en automatisering. In het verweerschriftd.d. 19 juli 2002 had de directeur aangegeven dat hij zich dient te houden aan de vigerende regeling totdat (mogelijk) een andere regeling in werking treedt, waarover zou worden gesproken tijdens een vergadering van de algemeendirecteuren.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 21 november 2002

secretaris voorzitter

Naar boven