Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2757/GA, 19 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:19-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2757/GA

betreft: [klager] datum: 19 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak van 24 juli 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Nieuwersluis te Utrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 november 2014, gehouden in penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klaagster, bijgestaan door haar raadsman mr. M.L. Sturkenboom, en [...], juridisch medewerker van de locatie
Nieuwersluis.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de bejegening door het personeel en het niet tijdig verstrekken van medicatie (49).

De beklagcommissie heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Door en namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klaagster hoort de slaap- en antidepressivamedicatie om 21.00 uur in te nemen. Om 22.40 uur belde zij via de intercom voor haar medicatie. Het personeel antwoordde dat zij de medicatie al had gehad en hing op. Klaagster belde nog een keer, maar zij
werd
gewaarschuwd om niet nogmaals te bellen. Klaagster heeft gewacht en durfde niet meer te bellen. Klaagster heeft nog langer gewacht en op een gegeven moment heeft klaagster toch weer gebeld voor haar medicatie. Klaagster was inmiddels aan het huilen.
Uiteindelijk heeft ze haar medicatie wel gehad.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het is moeilijk te achterhalen wat er die dag precies is gebeurd. Het personeelsverloop is groot. Het staat vast dat klaagster medicatie heeft gehad, maar niet hoe laat. Bovendien betreft het beklag medisch handelen en dient klaagster niet-ontvankelijk
verklaard te worden in haar beklag.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 42, vierde lid, sub a, van de Pbw draagt de directeur zorg voor de verstrekking van de door de aan de inrichting verbonden arts of diens plaatsvervanger voorgeschreven medicijnen en diëten. Het beklag dient gezien het verhandelde
ter zitting zo te worden uitgelegd dat klaagster meent dat de directeur voornoemde zorgplicht heeft geschonden. Anders dan de beklagcommissie, oordeelt de beroepscommissie dat klaagster had moeten worden ontvangen in haar beklag. De bestreden uitspraak
zal daarom worden vernietigd.
Inhoudelijk beslist de beroepscommissie als volgt. In casu is aannemelijk dat klaagster op 24 mei 2014 te laat en pas na herhaald aandringen haar medicatie heeft gekregen. Ter zitting is dit ook niet weersproken. Het beklag is daarom gegrond. Nu de
gevolgen hiervan niet meer ongedaan te maken zijn, zal de beroepscommissie aan klaagster een tegemoetkoming toekennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klaagster alsnog ontvankelijk in haar beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij bepaalt dat aan klaagster een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. U.P. Burke en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 19 november 2014

secretaris voorzitter

Naar boven