Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2349/JA, 3 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:03-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2349/JA

betreft: [klager] datum: 3 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Rinsma, namens

[...], geboren op 10 augustus 1993, verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 juni 2014 van de beklagcommissie bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hunnerberg te Nijmegen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 oktober 2014, gehouden in de j.j.i. Eikenstein te Zeist, zijn gehoord klagers raadsman voornoemd en [...], juridisch medewerkster bij de j.j.i. De Hunnerberg.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt omdat hij naar school ging om op de computer te kunnen werken.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen uitsluiting van het dagprogramma vanaf 15.00 uur zonder beschikking over de televisie.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager ging op onbegeleid verlof. Na terugkomst kreeg hij een urinecontrole. Vanwege het te lage kreatinine gehalte is hem een disciplinaire straf opgelegd. Klager is het daar niet mee eens omdat er geen sprake is van enig vermoeden van fraude. Klager
wist immers niet dat er een controle zou zijn, hij heeft daarop dus ook niet kunnen anticiperen.
De lage waarde kan veroorzaakt zijn doordat klager twee blikjes energy-drink had gedronken voor terugkomst in de inrichting. Zijn score van 1,9 mmol/l in plaats van 2,0 mmol/l kan daarmee verklaard worden en het vermoeden van fraude weerlegd. Klager
heeft nooit een positieve score gehad.
Door de beroepscommissie is eerder in uitspraak 14/2100/GA overwogen dat er bijzondere omstandigheden kunnen zijn die een vermoeden van fraude ontkrachten.
Voorts is in strijd met de regelgeving het tijdstip van afname van de urinecontrole niet op het formulier ingevuld. Dit ontbreken doet niet af aan de uitslag, maar hiermee kleeft er wel een formeel gebrek aan de opgelegde straf. Gelet daarop is de
totstandkoming van het besluit dermate onzorgvuldig dat geen straf had kunnen en mogen worden opgelegd.

Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Bij een kreatinine gehalte onder de 2,0 mmol/l wordt, behoudens in het geval van bijzondere omstandigheden, waarvan hier geen sprake was, uitgegaan van fraude. Er zijn geen argumenten aangevoerd die aanleiding geven van dat beleid af te wijken.
Klager heeft na de urinecontrole het formulier getekend, waarmee hij heeft aangegeven akkoord te gaan met hetgeen op het formulier vermeld staat en dat de procedure juist is verlopen.
Klager was voor de eerste keer onbegeleid met verlof. Het is niet bekend of hem vooraf is medegedeeld dat hij bij terugkomst een urinecontrole zou krijgen. Wel staat in het intake pakket, dat iedere jeugdige bij binnenkomst in de inrichting krijgt,
vermeld dat er op ieder moment een urinecontrole afgenomen kan worden.

3. De beoordeling
Niet in geschil is dat klager, na terugkomst van zijn onbegeleide verlof, aan een urinecontrole onderworpen mocht worden. De directeur heeft de bevoegdheid te allen tijde een urinecontrole uit te voeren.

Op grond van artikel 10, eerste lid, van de Regeling urineonderzoek jeugdigen (hierna: de Regeling) kan een jeugdige een disciplinaire straf worden opgelegd indien gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen is vastgesteld, de jeugdige weigert aan de
urinecontrole mee te werken dan wel is gebleken dat de jeugdige met het urinemonster heeft gefraudeerd. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie (vgl. 06/2026/GA d.d. 10 november 2006) mag bij een kreatininegehalte van minder dan 2,0 mmol/l
worden uitgegaan van fraude. Alleen bijzondere omstandigheden kunnen een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. Van bijzondere omstandigheden is hier niet gebleken.

Ingevolge artikel 3, zevende lid van de Regeling vermeldt het aanvraagformulier in ieder geval een opgave van de volledige naam en voorletters van de jeugdige, het registratienummer van de jeugdige, de afnamedatum, het tijdstip van afname, de stoffen
waarop gecontroleerd dient te worden alsmede gegevens over medicatiegebruik en relevante pathologie. Het achtste lid bepaalt dat zowel de jeugdige als het personeelslid of de medewerker een handtekening plaatsen op het aanvraagformulier ter bevestiging
dat de procedure correct is verlopen.
Klager heeft getekend ter bevestiging dat de procedure correct is verlopen. Het ontbreken van een tijdstip van afname is niet een zodanig verzuim dat dit consequenties voor klager gehad zou kunnen hebben. Niet is gesteld of gebleken dat door het
ontbreken van het tijdstip de uitslag nadelig beïnvloed zou zijn. Vast staat dat klager is gecontroleerd na terugkomst van zijn verlof.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, dr. F. Boer en ing. M.J. Mulders, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris,
op 3 december 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven