Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2418/GB, 6 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:06-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/2418/GB

Betreft: [klager] datum: 6 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. B.J. Visser, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 juli 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 19 oktober 2013 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het huis van bewaring (h.v.b.) van de p.i. Haarlem. Op 1 mei 2014 is hij geplaatst in het PPC van de p.i. Amsterdam Over-Amstel, een inrichting voor bijzondere opvang
als bedoeld in artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), waar een individueel regime geldt. Vanuit dit PPC is hij op 26 augustus 2014 overgeplaatst naar het Pieter Baan Centrum (PBC) te Utrecht.
Deze overplaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is door mr. K.G.L. Bovens het beroep als volgt toegelicht.
Klager betwist dat de beslissing zorgvuldig tot stand is gekomen en voldoende gemotiveerd is, daar zowel de inhoud en resultaten van de screening door het psycho-medisch overleg (PMO) van de inrichting als de indicatiestelling ontbreken. In lijn met de
uitspraken van de beroepscommissie met kenmerken 13/0776/GB van 22 mei 2013, 14/0505/GB van 8 april 2014, en 13/3458/GB van 20 januari 2014, moet de bestreden beslissing worden vernietigd. Uit het selectieadvies kan niet dan wel onvoldoende worden
afgeleid dat klager leidt aan een stoornis, een problematiek of een beperking waarvoor forensische zorg is geïndiceerd dan wel dat er in verband met de vraag of er forensische zorg is geïndiceerd nadere observatie vereist is. Klagers gedrag in de p.i.
Haarlem, dat blijkens het selectieadvies de aanleiding heeft gevormd voor de plaatsing in het PPC van de p.i. Amsterdam Over-Amstel, maakt niet dat hij niet langer geschikt zou zijn om te verblijven op een reguliere afdeling en enkel zou kunnen
functioneren op een PPC-afdeling met een individueel regime. De stelling uit het selectieadvies dat bij beoordeling blijkt dat het om een ernstig psychiatrisch toestandsbeeld gaat, gepaard gaand met ernstig lijden en verregaande ontregeling, wordt op
geen enkele wijze onderbouwd. Er wordt geen inzage gegeven in de overwegingen van de psycholoog dan wel psychiater die tot deze diagnose hebben geleid. Zonder nadere onderbouwing is de informatie te summier om klager in een PPC, meer in het bijzonder
een crisisafdeling, te plaatsen. Klager verzoekt om een tegemoetkoming.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit het selectieadvies van het h.v.b. van de p.i. Haarlem blijkt dat een langer verblijf van klager in een regulier regime niet gewenst was. Klager is in een strafcel geplaatst wegens het stichten van brand en het slijpen van een mes. Klager heeft daar
gesproken met een psycholoog en psychiater. Klager heeft meer begeleiding en medische zorg nodig, zoals dat geboden wordt in een PPC. Uit de beoordeling door de psycholoog en psychiater blijkt dat het bij klager om een ernstig psychiatrisch
toestandsbeeld gaat, gepaard gaand met ernstig lijden en verregaande ontregeling. Het voorgaande is een indicatie om klager in een PPC te plaatsen.

4. De beoordeling
4.1. Het PPC van de p.i. Amsterdam Over-Amstel is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. In het onderhavig beroep is de ongegrondverklaring van het bezwaarschrift gericht tegen de beslissing van 30 april 2014 tot plaatsing van klager in het PPC van de p.i. Amsterdam Over-Amstel aan de orde. Klager verblijft momenteel in het PBC. Nu
klager heeft verzocht om toekenning van een tegemoetkoming, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk behandelen.

4.3. Op grond van het bepaalde in artikel 20c van de Regeling komen voor plaatsing in een PPC die gedetineerden in aanmerking, ten aanzien van wie in verband met een psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek,
verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd of ten aanzien van wie in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist. In de toelichting bij artikel 20c is bepaald dat
de
directeur van de inrichting waar de gedetineerde op dat moment verblijft aan de selectiefunctionaris advies uitbrengt over de behoefte aan forensische zorg. Dit advies wordt gegeven op basis van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch
overleg van de inrichting of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.

4.4. De beroepscommissie overweegt het volgende.
Voor de toetsing door de beroepscommissie van de beslissing van de selectiefunctionaris tot plaatsing in een PPC is het noodzakelijk kennis te nemen van het advies van de directeur. Ingevolge artikel 20c van de Regeling bevat dit advies in elk geval
een
screening en een indicatiestelling van het PMO van de inrichting. Hetgeen in dit kader in het selectieadvies is vermeld is onvoldoende. Namens de beroepscommissie heeft de secretaris de screening en indicatiestelling opgevraagd bij de psycholoog van de
p.i. Haarlem, maar deze gegevens werden niet verstrekt. De psycholoog heeft een beroep gedaan op zijn medisch beroepsgeheim. De beroepscommissie verwerpt dit beroep. De psycholoog van de p.i. Haarlem handelt in de situatie als hiervoor omschreven in
het
kader van de advisering over klager in verband met diens geestelijke gezondheidssituatie en treedt als zodanig niet op ingevolge een behandelingsovereenkomst met klager. Op deze laatste situatie is het beroepsgeheim (ten volle) van toepassing. Het is
de
taak van de psycholoog om de met de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming verantwoordelijke instantie te informeren over de uitkomst van de screening en zo nodig de indicatie voor opname in een PPC te stellen. De beroepscommissie moet bij de
beoordeling van het beroep ingevolge artikel 72, eerste lid, van de Pbw de informatie betrekken die geleid heeft tot de beslissing klager te plaatsen in een PPC. De psycholoog is gehouden deze informatie te verstrekken en handelt hiermee niet in strijd
met zijn beroepsgeheim.

De verstrekking van informatie kan worden gebaseerd op artikel 7:457, eerste lid, van het BW: “Onverminderd het in artikel 448 lid 3, tweede volzin, bepaalde draagt de hulpverlener zorg, dat aan anderen dan de patiënt geen inlichtingen over de patiënt
dan wel inzage in of afschrift van de bescheiden, bedoeld in artikel 454, worden versterkt dan met toestemming van de patiënt. Indien verstrekking plaatsvindt, geschiedt deze slechts voor zover daardoor de persoonlijke levenssfeer van een ander niet
wordt geschaad. De verstrekking kan geschieden zonder inachtneming van de beperkingen, bedoeld in de voorgaande volzinnen, indien het bij of krachtens de wet bepaalde daartoe verplicht.”

Nu de screening en de indicatiestelling niet zijn overgelegd en de inhoud daarvan ook onvoldoende uit het selectieadvies blijkt, is de beroepscommissie van oordeel dat zij de beslissing van de selectiefunctionaris tot plaatsing van klager in een PPC
niet kan toetsen. Met inachtneming van het bovenstaande zal het beroep gegrond worden verklaard en dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. Nu klager op 26 augustus 2014 is overgeplaatst naar het PBC zal de beroepscommissie volstaan met deze
gegrondverklaring en zal zij de selectiefunctionaris niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager, nu in deze procedure de formele gebreken zwaarwegend
worden
geacht. Zij zal deze bepalen op €50,= per maand voor de periode dat hij in een PPC heeft verbleven.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager een tegemoetkoming toe ten bedrage van € 200,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van I.C.E. Spierings, secretaris, op 6 oktober

secretaris voorzitter

Naar boven