Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0823/TP, 5 september 2002, beroep
Uitspraakdatum:05-09-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/823/TP

betreft: [klager] datum: 5 september 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennis genomen van een op 19 april 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormr. S.O. Roosjen, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn voornoemde raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarin klager wacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) met ingang van 17 april 2002 verlengd tot en met 15 juli 2002.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 15 september 1998 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswegezal worden verpleegd.
De Minister heeft klager bij brief van 29 februari 2000 meegedeeld dat hij gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf met ingang van 22 januari 2001 in aanmerking kwam voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevensopgelegde tbs en dat hij op laatstgenoemde datum in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting op een wachtlijst was geplaatst.
Bij brief van 10 april 2002, uitgereikt aan klager op 16 april 2002, heeft de Minister klager bericht dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing met ingang van 17 april 2002 metdrie maanden is verlengd tot en met 15 juli 2002. Klager is terzake niet gehoord.
De datum van klagers invrijheidstelling uit de gevangenisstraf is 22 mei 2004.
Klager verbleef ten tijde van instellen van het beroep in de gevangenis Esserheem te Veenhuizen. De Minister heeft d.d. 18 januari 2002 beslist klager te plaatsen in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht (hierna: Veldzicht)te Balkbrug. Deze plaatsing is op 24 juni 2002 gerealiseerd. Op laatstgenoemde datum is klagers tbs ingegaan.
Blijkens de overgelegde verklaring van de Forensisch Psychiatrische Dienst Assen te Groningen d.d. 2 juli 2002 is in verband met de voormelde plaatsing klagers detentie(on)geschiktheid niet meer door een psychiater van voornoemdedienst onderzocht.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is wederom ten onrechte niet gehoord over de onderhavige beslissing. De Minister heeft gehandeld in strijd met de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden.Bij de vorige verlengingsbeslissingen is klager ook niet gehoord. Dit heeft telkens geleid tot toekenning door de beroepscommissie van een tegemoetkoming van € 50,--. De toekenning van tegemoetkomingen van deze hoogte hebben voor deMinister kennelijk geen aanleiding gevormd de voormelde Regeling in het onderhavige geval beter na te komen. Om de Minister aan te sporen de hoorplicht serieus te nemen wordt gevraagd thans een hogere tegemoetkoming toe te kennen,of over te gaan tot een inhoudelijke gegrondverklaring van de bestreden beslissing.
Klager meent dat ten onrechte tot verlenging van zijn wachttijd is overgegaan. Hij heeft onlangs aan zijn raadsman te kennen gegeven dat hij het wachten als steeds zwaarder ervaart en betwijfelt of hij nog wel detentiegeschikt is.Omdat hij niet over de verlenging is gehoord en er geen medisch onderzoek heeft plaatsgehad heeft de Minister diens conclusie dat niet is gebleken dat klager detentieongeschikt was op lichtvaardige wijze getrokken.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn, nu klager niet is gehoord.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon omstreeks de beslissingsdatum wegens de huidige capaciteit aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van het nemen van de beslissing hadden deMinister geen signalen bereikt vanuit de gevangenis dat klagers psychische conditie zodanig was dat hij als detentieongeschikt moest worden aangemerkt.
Bestreden wordt dat - in geval het beroep gegrond wordt verklaard - er gronden voor een tegemoetkoming zouden zijn, aangezien vrijheidsstraf ten grondslag ligt aan klagers verblijf in een p.i.
De beslissing d.d. 18 januari 2002 klager in Veldzicht te plaatsen is op 24 juni 2002 gerealiseerd. Op 24 juni 2002 is derhalve klagers tbs ingegaan.

4. De beoordeling
Klager is bij brief d.d. 10 april 2002 geïnformeerd over de verlenging van de wachttermijn met ingang van 17 april 2002. Klager is niet over deze verlenging
gehoord.
Derhalve is niet voldaan aan de in artikel 27, vijfde lid, van de (op 1 oktober 2000 inwerkinggetreden) Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden neergelegde hoorplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient debeslissing van de Minister tot verlenging van de wachttermijn op formele grond te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.
Zij acht in dit geval geen termen aanwezig deze tegemoetkoming te verhogen, zoals is gevraagd. Niet uitgesloten is dat alleen een draconische verhoging tot bijstelling van het beleid inzake het (niet) horen leidt, hetgeen evenwelniet in verhouding zou staan tot de ernst van het verzuim.

Klager was ten tijde van de bestreden beslissing als gevolg van het capaciteitstekort nog niet geplaatst in een tbs-inrichting. Ten tijde van de bestreden beslissing ligt de vrijheidsstraf aan het verblijf van klager in een p.i. tengrondslag en niet de hem tevens opgelegde tbs; deze was nog niet aangevangen.
Het capaciteitstekort kan naar het oordeel van de beroepscommissie een grond voor uitstel van de voorgenomen vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting vormen, tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden zoals een psychischeconditie van klager die zodanig is dat een langer verblijf in een p.i. medisch niet verantwoord is. In dat geval is sprake van detentieongeschiktheid en dient om die reden met voorrang plaatsing gerealiseerd te worden.

De Minister heeft aangevoerd dat hem ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing geen signalen vanuit de inrichting van verblijf hadden bereikt, waaruit moest worden afgeleid dat klagers psychische conditie zodanigverslechterd zou zijn dat er sprake was van detentieongeschiktheid.
Ten tijde van de behandeling van het beroep (nummer: 02/237/TP, uitspraak d.d. 15 april 2002) tegen de voorafgaande beslissing tot verlenging van klagers wachttermijn heeft klager, blijkens een verklaring d.d. 23 januari 2002 van deForensisch Psychiatrische Dienst Assen te Groningen, niet willen meewerken aan een onderzoeksgesprek over zijn psychische conditie.
Aan de beroepscommissie is niet gebleken dat klager zijn twijfel over zijn detentiegeschiktheid omstreeks de datum van de voorliggende verlengingsbeslissing aan anderen dan zijn raadsman heeft geuit.
De beroepscommissie gaat er op grond van vorenstaande gegevens, in onderlinge samenhang bezien, van uit dat er ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichtingte plaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de wachttermijn voor plaatsing in een tbs-inrichting diende te worden verlengd van 17april 2002 tot 24 juni 2002, de datum van klagers plaatsing in Veldzicht.

Nu de bestreden beslissing op formele grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 76, derde lid, PBW in verbinding met artikel 66, derde lid onder b, en artikel 69, vijfde lid,Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de wachttermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele grond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beslissing en bepaalt derhalve dat de wachttermijn voorplaatsing in een tbs-inrichting wordt verlengd van 17 april 2002 tot 24 juni 2002.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 50,= .

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 5 september 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven